Welkom op
Frans Dijkstra’s Website
24 augustus 2023 Te veel zonnepanelen
De terugleverkosten voor zonnestroom die een aantal
energiebedrijven gaan berekenen zijn een symptoom van
het feit dat het aantal zonnepanelen in Nederland uit de
hand is gelopen. Door overmatige subsidies voor
zonneparken heeft de overheid de markt voor
zonnepanelen verpest en de particuliere eigenaren
benadeeld. Dat is de strekking van een artikel dat ik
vandaag in dagblad Trouw publiceerde.
Klik hier voor een leesbare versie.
14 augustus 2022 50-jarig jubileum als organist
In 2022 was het 50 jaar geleden dat ik mijn muzikale loopbaan als kerkorganist begon. Bij die
gelegenheid werd ik
onderscheiden met het
draaginsigne in goud met briljant
van de vereniging voor
Kerkrentmeersterlijk Beheer van
de Protestantse Kerk in
Nederland.
Ter gelegenheid van dit jubileum
heb ik een bloemlezing
gepubliceerd van de
psalmbewerkingen die ik in die
50 jaar heb geschreven. Op mijn
speciale site
www.psalmenfransdijkstra.nl
zijn die bewerkingen te vinden
en gratis te downloaden. Wie een
afdruk op papier wil, kan ze via die website bestellen.
25 maart 2022 Antwoord van Margriet Vroomans
Dag meneer Dijkstra,
Fijn te lezen dat u een klimaatoptimist bent!
Ik zie mijzelf meer als een klimaatrealist; ik weet dat ons klimaat er niet bijster goed voorstaat.
Niet omdat ik gehersenspoeld zou zijn of naïef, of, zoals u veronderstelt, door 'orders van de
NOS-leiding' (want die orders bestaan niet), maar op basis van de wetenschappelijke
onderzoeken daarnaar en consensus daarover. Aan die klimaatverandering ligt - zoals u
beschrijft - heel veel ten grondslag, en helaas ook menselijk handelen.
Het 'schuldgevoel' zoals ik dat tegen weerman Jan Visser verwoordde was minder zwaar
bedoeld dan het misschien overkwam, want 'schuld' heb ik persoonlijk (net als wij allemaal)
inderdaad maar ten dele. 'Ongemakkelijk' was een beter woord geweest.
Dank voor uw uitvoerige reactie, ik wens u een mooie dag en mooi weer!
Hartelijke groet, Margriet Vroomans, De Ochtend van 4, KRO-NCRV
24 maart 2022 Een emailtje gestuurd naar een Radio-4-
presentatrice
Geachte mevrouw Vroomans,
Zondagochtend 20 maart hoorde ik op radio 4 het volgende gesprek van u met weerman Jan
Visser.
Jan Visser: We hebben nu al 10 dagen in De Bilt met tenminste 10 uren zon. We zitten nu op
ongeveer 160 uur. Normaal voor de hele maand is 139 dus ik zou zeggen, rol de rode loper
maar uit voor een record, want dat is 203 uur in 2014 en daar gaan we waarschijnlijk ruim
boven uit komen.
Margriet Vroomans: Ja, ik moet je eerlijk zeggen Jan, ik ben altijd blij met mooi weer, maar
ergens heb ik ook in mijn achterhoofd, klopt het wel, of is het eigenlijk een slecht bericht, al
deze zon?
Jan Visser: Nou ja, het is natuurlijk, het klimaat wordt steeds extremer, want je ziet de ene
maand kan het ontzettend slecht zijn en de andere maand is het fantastisch mooi, dat zien we
wel steeds meer. Wij hebben een februarimaand gehad die zoals je weet veel storm heeft
gebracht en natuurlijk ook veel regen. Het was een van de natste februarimaanden, dus op zich
is de situatie in het land niet slecht voor wat betreft de waterhuishouding (…). Het wordt
problematisch als april besluit tot droogte, maar dat is nog niet echt aan de orde.
Margriet Vroomans: Dus we mogen nog zonder schuldgevoel van de mooie zon en het mooie
weer in de maand maart genieten?
Jan Visser: dat mogen we altijd.
Toen ik dit hoorde dacht ik: hoe naïef of hoe gehersenspoeld moet je zijn om je af te vragen of
je zonder schuldgevoel van mooi weer mag genieten? Jan Visser gaf daarop wel het goede
antwoord: we mogen altijd genieten van mooi weer. Op zijn verhaal dat het steeds meer
voorkomt dat de ene maand ontzettend slecht is en de andere fantastisch mooi, is veel af te
dingen. Klimaatverandering is een zaak van gemiddelden van het weer over 30 jaar. Ik vraag
me af op welke 30-jarige weergemiddelden zijn verhaal is gebaseerd. Misschien kunt u hem dat
nog eens vragen.
Wat uw schuldgevoel betreft: voor zover er sprake is van klimaatverandering heeft dit vele
oorzaken en aan de meeste kunt u helemaal niets doen, dus schuldgevoel is niet nodig.
Klimaatverandering wordt o.a. veroorzaakt door (1) ontbossing (2) verstedelijking (3)
verbranding fossiele brandstoffen (4) zonneactiviteit (5) oceaanstromingen (6)
stromingspatronen in de atmosfeer. In hoeverre extreme weersverschijnselen veroorzaakt
worden door één van deze oorzaken is niet bekend (ook al roept de klimaatlobby dat alles
veroorzaakt is door fossiele brandstoffen, maar daar is geen wetenschappelijk bewijs voor).
U kunt zich wel medeverantwoordelijk achten voor de verbranding van fossiele brandstoffen,
maar daarbij moet u wel bedenken, dat fossiele brandstoffen ook heel veel goeds hebben
gebracht. Zonder fossiele brandstoffen zouden we ons nu nog met paard en wagen
voortbewegen en met zeilschepen over de oceanen varen. Alle vooruitgang van de laatste 200
jaar zou onmogelijk zijn geweest en we zouden niet met 7 miljard mensen op deze planeet
kunnen leven. Fossiele brandstoffen hebben ook een maatschappij opgeleverd die zich teweer
kan stellen tegen natuurgeweld. Zeven miljard mensen zijn misschien wel veel te veel, maar u
hoeft zich daar persoonlijk niet schuldig over te voelen. U bent nu eenmaal net als ik een van
die 7 miljard. Het enige waar u zich eventueel schuldig over kunt voelen is hoe u uw huis
verwarmt (het kan ook op 12 of 15 graden) en dat u misschien in een auto met
verbrandingsmotor rijdt (u kunt ook lopen en fietsen), en misschien veel onnodige
vliegvakanties houdt (u kunt ook kamperen op de Veluwe).
Ik begrijp wel, dat u zulke dingen zegt, want er zijn orders van de NOS-leiding dat er altijd
zorgelijk moet worden gesproken over klimaatverandering en dat het niet is toegestaan om
twijfel uit te spreken over de ernst en de oorzaken daarvan. Vandaar mijn vermoeden dat uw
opmerkingen voortkomen uit hersenspoeling door het permanente mediabombardement van de
klimaatlobby, dat elk weerverschijnsel relateert aan door de mens veroorzaakte factoren. Dat
intelligente presentatoren zich daar zo gemakkelijk door laten beïnvloeden stelt mij wel teleur.
Met vriendelijke groet,
Frans Dijkstra, Ommen, klimaatoptimist
6 december 2021 Reassessment of the homogenization of daily
maximum temperatures in the Netherlands since 1901
Het heeft even geduurd, maar nu is dan eindelijk het wetenschappelijke vervolg op ons rapport
‘Het raadsel van de verdwenen hittegolven’ verschenen. In het tijdschrift Theoretical and
Applied Climatology (roepnaam: TAAC) is begin december 2021 ons artikel verschenen
waarin wij aantonen dat het KNMI een beetje is doorgeschoten in zijn ijver om de geschiedenis
van het Nederlandse klimaat in overeenstemming te brengen met het beeld dat het altijd maar
steeds warmer is geworden in Nederland. De werkelijkheid is dat het nu in Nederland warmer
is dan 50 jaar geleden, maar dat het 75 en 100 jaar geleden ook warm kon zijn. Zo warm als de
zomers in 2019 en 2020 waren, dat is sinds 1901 niet eerder gemeten. Tussen 1950 en 1974
waren de zomers overwegend koel met heel weinig tropische temperaturen en geen enkele
hittegolf. Dat paste prima in het verhaal dat het steeds heter wordt en daarom was het voor het
KNMI wat ongemakkelijk dat er voor 1950 wel vrij veel tropische dagen en hittegolven waren.
Dat probleem heeft het KNMI geprobeerd op te lossen door de metingen te homogeniseren en
dat is vrij rigoureus gedaan. Alle voor 1951 gemeten temperaturen boven 27 graden in de
maanden juni, juli en augustus werden met 1,7 tot 1,9 graad verlaagd.
Wij hebben de methode van het KNMI nagewerkt, met dezelfde software, en wij hebben het
effect onderzocht van de keuzen die het KNMI heeft gemaakt. Het blijkt dat het KNMI steeds
die keuzen heeft gemaakt die leiden tot de sterkste vermindering van de tropische dagen en
hittegolven. Daardoor is het aantal tropische dagen in De Bilt van 1901-1950 verminderd van
160 naar 76, wat van De Bilt een uitschieter heeft gemaakt onder de overige Nederlandse
stations. Dat was voor mij in 2017 de aanleiding voor mijn artikel in het Nederlandse vakblad
Meteorologica.
Het probleem van het KNMI was, dat in 1950 de thermometeropstelling is veranderd. Eerst
stond de thermometer onder een groot pagode-achtig dak waarin de wind van onderen vrij spel
had. Het was denkbaar, dat op hete dagen bij hoge zonnestand en weinig wind in de pagode een
bel van hete lucht zou ontstaan, waardoor de thermometer te hoge waarden aangaf. Dat is
destijds wel onderzocht door parallelle metingen van de oude opstelling en de moderne
Stevensonhut. Daaruit bleek dat het in de pagodehut inderdaad iets warmer kon worden,
gemiddeld 0,5 graad, met enkele uitschieters tot 0,9 graad. Daarmee had men de oude metingen
geloofwaardig kunnen bijstellen, maar er was nog een probleem, want in 1951 was de nieuwe
thermometerhut 300 meter verplaatst naar een meer open terrein. Om daarvoor te corrigeren
heeft men de parallelle metingen helemaal niet gebruikt, maar alleen metingen van vliegveld
Eelde, 150 km verderop. En daar kwamen correcties uit van 1,7 tot 1,9 graad voor de heetste
zomertemperaturen. Het KNMI heeft triomfantelijk in het vakblad Meteorologica gemeld dat
hiermee het probleem van de grote aantallen tropische dagen van voor 1950 was opgelost.
Wij hebben onderzocht wat er gebeurt als je 4 andere stations als referentie gebruikt, en als je
andere looptijden gebruikt, of andere manieren om de temperatuurdistributie in de hete
maanden te berekenen. Dat geeft een boeiend inzicht in de gevoeligheid van de uitkomsten van
het KNMI voor de gemaakte keuzen. Volgens ons heeft het KNMI van 1901-1950 ca 40-45
tropische dagen te veel geschrapt.
Het KNMI heeft in een reactie op onze publicatie aangegeven deze analyse interessant te
vinden en heeft aangekondigd dat er in 2023 een nieuwe versie van de homogenisatie zal
worden gepubliceerd. De vraag die bij ons blijft hangen, is waarom men dan in 2016 toch met
zo’n onvoldragen resultaat naar buiten is gekomen. Heeft het KNMI zelf niet onderzocht wat
de effecten van de gemaakte keuzen waren, of heeft het KNMI bewust aangestuurd op een
combinatie van keuzen, die het laagste aantal tropische dagen voor 1950 opleverde, omdat de
klimaatlobby een zo groot mogelijk effect wilde zien? Ik vermoed, dat we dit nooit zullen
weten. En een andere vraag: waarom waren amateurs uit de provincie nodig om deze fout aan
het licht te brengen?
2 oktober 2019 Het raadsel van de verdwenen hittegolven (2)
We hebben dit jaar een boeiende zomer beleefd. Het absolute temperatuurrecord werd met meer dan 2
graden geslagen, en Nederland beleefde voor het eerst temperaturen boven de 40 graden. Dit zou op
zichzelf niet direct een reden zijn geweest om het Raadsel van de Verdwenen Hittegolven te
herschrijven, want dat rapport gaat over een ver verleden (1901-1950). Overigens is het record voor De
Bilt in 2019 slechts met 0,7 graad gebroken, en was het aantal tropische dagen geen record, en het aantal
hittegolven ook niet.
Er waren twee andere redenen voor een update van Het Raadsel van de Verdwenen Hittegolven.
(1) Het KNMI heeft eind maart 2019 eindelijk de parallele metingen prijsgegeven, die van 1947-1950
zijn gedaan in de twee thermometerhutten, de Pagode en de Stevensonhut. Dat vraagt om een
beschouwing in ons rapport over het werkelijke effect van de hutwisseling.
(2) We hebben een fout ontdekt in onze reproductie van door het KNMI gebruikte Percentiel Matching
methode die we hebben hersteld. Daardoor komen we dichter in de buurt van de KNMI uitkomsten,
maar we houden nog steeds 36-45% meer tropische dagen over dan het KNMI claimt, en daarmee
vinden we de helft van de verdwenen hittegolven terug.
Het geactualiseerde rapport kan hier worden gedownload.
19 maart 2019 Het raadsel van de verdwenen hittegolven (1)
Donderdag 7 maart presenteerde ik samen met drie collega onderzoekers in Amsterdam het rapport ‘Het
raadsel van de verdwenen hittegolven’.
In het verlengde van mijn artikel ‘Commentaar op de homogenisatie van dagelijkse temperaturen van de
KNMI-hoofdstations’ heb ik samen met Marcel Crok, Rob de Vos en Jan Ruis onderzocht of het terecht
is, dat het KNMI bij zijn temperatuurcorrecties van de periode 1901-1950 meer dan de helft van de
tropische dagen heeft geschrapt en 2/3 van de hittegolven. Het argument van het KNMI was, dat ze in
1950 zijn overgegaan op een andere thermometerhut, omdat de oude hut te hoge temperaturen aangaf.
Bovendien hebben ze toen de meetinstallatie 300 meter verplaatst. En daarom hebben ze voor alle dagen
in augustus die warmer werden dan 28 graden er 1,9 graad vanaf getrokken. Voor dagen in juni gingen
ze iets minder rigoureus te werk: daar ging er bij de warmste dagen maar 1,2 graad vanaf. Door deze
ingrepen houdt De Bilt ineens in de eerste helft van de 20ste eeuw verhoudingsgewijs veel minder
tropische dagen over dan de andere stations in Nederland, maar ook minder dan Ukkel. Ook in
vergelijking met enkele Duitse stations heeft het KNMI De Bilt te sterk gecorrigeerd.
Om de correcties uit te rekenen heeft het KNMI een statistische procedure gevolgd, percentiel matching,
waarbij de data van De Bilt in twee perioden van 4 jaar voor en na 1950 met die van Eelde zijn
vergeleken. Wij hebben ons die methode ook eigen gemaakt en we hebben de uitkomsten van het KNMI
nagerekend. Onze conclusie: wij krijgen er niet hetzelfde uit als het KNMI. Wij vinden ook wel wat
minder tropische dagen maar houden 58% meer over dan het KNMI. En wij vinden tweemaal zoveel
hittegolven voor 1950 als het KNMI. We hebben geprobeerd door variatie van de methode dichter bij de
uitkomsten van het KNMI te komen: andere manieren om percentielen te berekenen, andere manieren
om fluctuaties af te vlakken, andere vergelijkingsperioden, andere vergelijkingsstations, maar we vinden
op geen enkele manier zo weinig tropische dagen als het KNMI. Volgens ons is de methode van het
KNMI dus niet reproduceerbaar en daarom dient het KNMI deze homogenisatie terug te nemen.
De hoeveelheid zomerwarmte vóór 1950 is van belang om te schatten hoe veel warmer de zomers in de
afgelopen eeuw zijn geworden. Door het schrappen van veel oude zomerwarmte lijkt de nieuwe
zomerwarmte veel uitzonderlijker, waardoor onheilsprofeten ons kunnen aanpraten dat het over 20 jaar
nog veel heter zal worden. Erg veel is het KNMI er overigens nog niet mee opgeschoten: de hoogste
gemeten temperatuur in De Bilt is 36,8 graden op 27 juni 1947. Het KNMI heeft dat verlaagd naar 35,6.
Op 27 juli 2018 werd in de Bilt 35,7 graden gemeten, zodat het KNMI een absoluut record voor De Bilt
meldde. Het temperatuurrecord is na 71 jaar en 1 maand met 0,1 graad geslagen... Ik noem het een
aanvechtbare Pyrrusoverwinning op de oude weerstatistieken.
3 januari 2019 Een paar feiten en cijfers over 2018
1. Mijn auto
Ik reed 9184 km in mijn Opel Ampera, waarvan 5418 km elektrisch. Voor dat elektrisch rijden was 1163
kWh stroom nodig, wat ongeveer een derde is van de door mijn zonnepanelen opgewekte stroom. Ten
opzichte van 1990 is de CO2-uitstoot van mijn auto met 59% verminderd, waarmee mijn auto nu al
ruimschoots voldoet aan de Nederlandse klimaatdoelstellingen voor 2030. En toch willen Ed Nijpels c.s.
dat ik meer wegenbelasting ga betalen om 6000 euro subsidie te financieren voor nieuwe elektrische
auto’s. De wereld op zijn kop!
2. Mijn fiets
Ik fietste op mijn drie fietsen 3883 km, waarvan 2597 km elektrisch. Daarvoor was naar schatting 12
kWh stroom nodig. Ik kan niet garanderen dat al die stroom duurzaam is opgewekt, omdat ik mijn fiets
tijdens een tweeweekse fietstocht deze zomer door Nederland, België, Frankrijk en Engeland op
campings en in hotels heb opgeladen. Maar ik kan mijn klimaatgeweten geruststellen door deze 12 kWh
te salderen met de opbrengst van mijn zonnepanelen. Dat geldt niet voor de spierkracht die nodig was
om de overige kilometers te fietsen. Ik heb geen flauw idee van de manier waarop de energie werd
opgewekt die nodig was om het voedsel te kweken en te transporteren. Hier begint een deel van mijn
klimaatschaamte.
3. Mijn huis
Ik ben nog niet van het gas af, en ben ook niet van plan om dat snel te worden, tenzij Groen Links aan
de macht komt in Ommen, waar niet veel kans op is, want in deze prominente wandelgemeente heeft
GL nul raadszetels.
Mijn CV-ketel en
gasstel verstookten
in 2018 1766 m3
aardgas. Dat is bijna
net zo weinig als in
2017, en ongeveer
400 m3 minder dan
het zou zijn geweest
als ik in 2015 de
vloer niet had laten
isoleren door ‘de
Heren die Beter
Isoleren’ (ik doe niet
aan
belangverstrengeling, dus ik vermeld de naam van de heren die zich zo noemen niet, maar dat is
gemakkelijk te googelen). Het grafiekje hiernaast laat zien, dat mijn huis, gecorrigeerd voor de
temperatuur in het stookseizoen, 300-400 m3 minder gas gebruikt na vloerisolatie. Ten opzichte van
1990 is dat een besparing van de CO2-uitstoot van 0%, maar toen woonde ik in een heel zuinige
tussenwoning in het zeeklimaat van Zoetermeer, in plaats van in de twee-onder-een-kap in het meer
continentale klimaat van Ommen.
Mijn zonnepanelen leverden in het recordjaar 2018 (waarover zo dadelijk meer) 3448 kWh stroom op.
Na aftrek van de energie voor de auto en de fiets leverde dat een huishoudelijk gebruik van duurzame
stroom op van 2273 kWh. Het totale huishoudelijke verbruik was 2551 kWh. Er van uitgaande dat de
278 kWh bijgekochte stroom niet duurzaam is, is de CO2-uitstoot van mijn huishoudelijk stroomgebruik
ten opzichte van 1990 met ca 90% verminderd, veel meer dan de Nederlandse doelstellingen voor 2030.
Als we de verminderde CO2-uitstoot van mijn benzine-, gas- en stroomverbruik salderen (resp. 59%,
0% en 90%) kom ik op een verlaging van 49%, precies de EU-doelstelling voor 2030. En toch word ik
aangeslagen voor de heffing duurzame energie, energiebelasting, en als het aan Nijpels c.s. ligt ook nog
eens voor een hogere wegenbelasting en een kilometerheffing. De wereld op zijn kop!
4. Het klimaat
Het jaar 2018 was in Nederland warm, maar niet zo spectaculair als de hysterische reacties in de media
zouden doen vermoeden. De zomer van 2018 stond qua temperatuur en aantallen hittegolven ongeveer
op één lijn met die van 1976, 1947 en 1921. Een zomer zoals deze treedt in ons klimaat dus eens in de
30 à 40 jaar op. Ook qua droogte staat deze zomer op één lijn met 1976 en 1921, waarbij 1976 de
kampioen blijft.
Dat zo’n zomer weer eens zou kunnen komen is dus geen verrassing en geen reden om te spreken van
klimaatverandering. Hoewel de media niets hebben nagelaten om elk dagrecord breed uit te meten
blijven de volgende feiten overeind staan:
- 1947 blijft recordhouder met het aantal in De Bilt gemeten hittegolven (4 tegen 2 in 2018)
- 1947 blijft recordhouder met het aantal in De Bilt gemeten tropische dagen (18 tegen 14 in 1976 en
slechts 9 in 2018)
- 1947 blijft het jaar met de hoogste temperatuur ooit gemeten in De Bilt (36,2 °C tegen 35,7°C in 2018)
- 1947 blijft het jaar met het grootste aantal gemeten tropische dagen in september (2 tegen 1 in 2016 en
1 in 2018)
- oktober 2018 was bijzonder warm, maar het grootste aantal zomerse dagen in oktober blijft staan op
een gedeeld record van 2 zomerse dagen in 1908, 1921 en 2011. Op 13 oktober 2018 werd in de media
veel misbaar gemaakt van die ene zomerse dag die oktober 2018 opleverde. Het enige record daaraan
was, dat het op 13 oktober gebeurde, waarmee het datumrecord van 10 oktober 1921 met drie dagen
werd geslagen.
Bij deze recordtemperaturen moet worden vermeld, dat het KNMI in 2016 een poging heeft gedaan om
de geschiedenis te herschrijven door de temperaturen van voor 1950 te “corrigeren” met een omstreden
methode, die vooral ten nadele komt van het aantal tropische dagen in 1947. Deze methode is door mij
reeds met succes aangevochten in de vakliteratuur, wat binnenkort een vervolg zal krijgen in een rapport
van Crok, Dijkstra, Ruis en De Vos.
De gemiddelde temperatuur in De Bilt in 2018 was 11,4 °C. Dat is 0,3 graden lager dan in 2014 en 0,2
graden hoger dan in 2006 en 2007. Sinds 1980 is de gemiddelde temperatuur in Nederland anderhalve
graad gestegen, na een tamelijk stabiele periode van minstens 80 jaar. Zie de grafiek hiernaast. Dat wijst
wel op een klimaatverandering, maar een relatie met de mondiale opwarming is niet aan te geven.
Waarschijnlijk houdt deze verandering van het Nederlandse klimaat verband met veranderingen in de
dominante stromingspatronen in West-Europa. Die heeft geleid tot hogere temperaturen in de winter en
in de nacht, maar niet tot veel hogere temperaturen in de zomer.
5. Gelezen boeken
In 2018 heb ik 99 boeken gelezen, samen goed voor 24.672 pagina’s. Dit laatste getal is schijnexactheid,
omdat ik niet elke pagina van een boek even intensief lees. Er zijn namelijk schrijvers die over het
vermogen beschikken om pagina’s te vullen zonder dat ze iets wezenlijks bijdragen aan de draad van
een verhaal en er zijn lezers die dat kunnen doorzien – en ik prijs mij gelukkig dat ik één van hen ben –
en die in staat zijn van zulke pagina’s diagonaalsgewijs kennis te nemen zonder dat ze draad van het
verhaal kwijt raken, voor zover er althans sprake is van een verhaal, want dat is in een literaire roman
niet vanzelfsprekend, en ook niet aan te bevelen, als de schrijver de ambitie heeft een literaire prijs te
winnen.
Zo, dat was een zin van 100 woorden, één meer dan het aantal boeken dat ik in 2018 gelezen heb.
Boeken met lange zinnen hebben een verhoogde kans om te worden genomineerd voor een
literatuurprijs, dus misschien scoort deze column ook nog wel eens voor een prijs.
Ik heb dus 99 boeken gelezen in 2018, zoals het grafiekje hieronder aangeeft. Dat is iets minder dan in
2015, maar veel meer dan voor 2008, toen ik met pensioen ging. Het pensioen bevordert dus de
belezenheid van een
burger, en daarom is
het verhogen van de
pensioenleeftijd geen
goed idee. Maar
misschien vindt de
overheid belezenheid
van burgers geen
goed idee.
Kranten en
tijdschriften laten aan
het eind van een jaar
vaak journalisten,
politici en
wetenschappers aan
het woord om hun
literaire hoogtepunten
van het jaar aan te
geven. Bekende
Nederlanders doen
dat graag, want door
het noemen van een paar klinkende titels geef je blijk van een goede literaire smaak en een brede
ontwikkeling. Leuk is in dit verband het antwoord van Rita Verdonk op de vraag ‘wat leest u het liefst
voor het slapen gaan?’ Zij zei: ‘Dan lees ik Thorbecke.’ Thorbecke heeft evenwel vrijwel geen boeken
geschreven, voornamelijk wetsteksten en zeker geen nachtkastjesliteratuur.
Ik ben niet zo’n snob. Als de r niet meer in de maand is, herlees ik graag boeken die ik als schooljongen
las, met auteurs van wie de naam begint met een H, J, M of V, of spannende boeken van Nederlandse
schrijfsters, vooral dames van wie de naam met een H, L, N of V begint. Die titels verzwijg ik hier. Die
dames heb ik dit jaar ook gelezen, maar op de long-list van mijn favorieten van 2018 komen ze niet
voor, want dat staat niet goed voor een columnist. Hier volgt die long-list, alfabetisch gerangschikt op
volgorde van de voornamen van de auteurs.
1. Alex van den Brandhof – Priemwoestijnen
Een begrijpelijke behandeling van de 17 grootste wiskundige problemen die in de eerste 17 jaar
van de 21ste eeuw zijn opgelost. Het meest werd ik getroffen door de schijnbare nutteloosheid
van de vraagstukken waar een wiskundige soms wel 10 jaar kan werken. Maar leuk zijn ze wel.
2. Bill Clinton & James Patterson – President vermist
Een verhaal dat alleen een ex-president kan schrijven. Het geeft een prachtig beeld van het
dagelijks leven van een president, en de moeite die hij moet doen om de beveiliging van zich af
te schudden. De plot gaat over wat er met de Amerikaanse samenleving zou gebeuren als een
virus alle computers heeft geïnfecteerd, zodat een simpel commando vanuit Moskou alle
bestanden kan wissen. De held van het verhaal, president Jonathan Duncan, weet dat gelukkig te
voorkomen.
3. Chris Houtman – Akte van berouw
Misschien een boek dat alleen een paus kan schrijven. Paus Franciscus heeft de hoofdrol. Zijn
eigenzinnigheid en passie voor sociale problemen komen goed uit de verf. Ook zijn strijd met de
curie en de tegenstand die hij ondervindt worden helder geschilderd. Het misbruik in de kerk
komt langs – een wat versleten thema – en zelfs de emeritus paus Benedictus heeft een rol.
4. Emely Koch – Als ik dood ga voor ik opsta
Boeiend verhaal, geheel geschreven vanuit het perspectief van een persoon die lijdt aan het
‘locked in syndroom’, iemand die door een ongeluk niet in staat is zich te bewegen, of te
spreken, maar wel volledig bij bewustzijn is, en ook alles voelt en ruikt wat er met en om hem
gebeurt. Uit uitlatingen van de personen die hem bezoeken leidt hij af dat zijn ongeluk opzet
was uit wraak voor een daad die hij niet heeft begaan. Als hij begrijpt wat er aan de hand is en
welk risico zijn geliefde loopt, probeert hij wanhopig te communiceren, maar verder dan het
bewegen van één vingerkootje komt hij niet.
5. Geir Tangen – Het meesterwerk
Meesterlijke thriller, waarin 6 boeken van andere Scandinavische thrillerauteurs voorkomen, in
die zin, dat de moorden in deze thriller worden gepleegd volgens het stramien van dat in een van
de andere thrillers. Daarnaast komt het manuscript van dit boek voor in het boek, wat
uiteindelijk leidend is bij het vangen van de moordenaar. Een literaire variant op de
Kwattaplaatjes. Je moet het boek minstens een keer herlezen om alle gebeurtenissen op het
juiste niveau te begrijpen.
6. Ilja Leonard Pfeijffer – Peachez, een romance
Een van de genomineerden voor de Libris literatuurprijs 2018. Een spannend verhaal over een
wereldvreemde professor die via internet een relatie aangaat met een hem verder onbekende
studente die hem, als het uiteindelijk tot een ontmoeting komt, gebruikt als drugskoerier.
7. Jan Konst – De Wintertuin
Een boek, dat best ‘de eeuw van mijn schoonmoeder’ had mogen heten. Het gaat over 4
generaties van een Duitse familie in Meiβen, in de buurt van Dresden, die 2 wereldoorlogen
meemaakten, de dictatuur van de nazi’s en de dictatuur van de DDR, en tenslotte leefden in het
herenigde Duitsland. ‘Goed’ en ‘fout’ krijgen op deze manier een indringende betekenis.
8. Marc Morano – The Politically Incorrect Guide to Climate Change
Een heel nuchter boek over klimaatverandering waarin ik geen enkele onware bewering ben
tegengekomen. Het is allemaal lang niet zo erg als de media ons willen doen geloven, maar dat
wist ik al jaren.
9. Martin Michael Driessen – De Pelikaan
Ook een spannend boek dat werd genomineerd voor de Libris literatuurprijs 2018. Een
oorlogsverhaal in het uiteenvallende Joegoslavië, waarin de hoofdpersonen zonder het te weten
elkaar chanteren met overspel en postfraude. Vandaar waarschijnlijk de ondertitel ‘een
komedie’.
10. Michel van Eeten – Heilige middelen
Een roman over een onmogelijke ambtenaar die in nog veel onmogelijker liefdesrelaties verzeild
raakt. Een leuke variant op het ‘Wederzijds huwelijksbedrog’ (Pieter Langendijk, 1714 - kijk
eens hoe belezen ik ben!). Het mooiste woord in boek vond ik het woord ‘gelegenheidsneuker’,
dat overigens niet genomineerd is voor woord van het jaar.
11. Michelle Obama – Mijn verhaal
Een roerend verhaal over hoe je als zwarte vrouw omhoog komt in een door blanken
gedomineerde maatschappij. En als je dan ook nog een potentiële president weet te versieren,
dan ben je de grote uitzondering onder al die zwarte vrouwen. Een verhaal met veel persoonlijke
bespiegelingen, maar helaas weinig politiek. Haar grootste politieke succes is dat er een
groentetuin werd aangelegd bij het Witte Huis. Daar was een harde strijd met de
veiligheidsdienst voor nodig. Ze verklaart dan ook nadrukkelijk, dat ze geen ambitie heeft om
zelf president te worden.
12. Murat Isik – Wees onzichtbaar
In mijn ogen de terechte winnaar van de Libris literatuurprijs 2018. Hoe een Turkse jongen
opgroeit in de Bijlmer, onder een tirannieke vader en een vredestichtende moeder. Hoe hij zijn
Turkse wortels weet te combineren met zijn integratie in de Nederlandse cultuur. Een
meesterlijke “allochtone” (herstel: “met migratie-achtergrond”) variant op ‘Het Bureau’ van
Voskuil.
13. Robert Harris – 1938
‘Peace for our time’ riep Chamberlin toen hij terugkwam van zijn historische conferentie met
Adolf Hitler, waarin hij Hitler toestemming had gegeven de Tsjechische provincie Sudetenland
te annexeren zonder de mening van de Tsjechen te vragen. Tegen deze historische achtergrond
wordt een fictief verhaal verteld vanuit het perspectief van twee onbeduidende ambtenaren die
hun rol slechts danken aan hun grote talenkennis.
Deze long-list lijkt me redelijk evenwichtig verdeeld over non-fictie (1, 7, 8, 11, 13), romans (4, 6, 9,
10, 12) en spannende boeken c.q. thrillers (2, 3, 5). De thrillers lijken wat ondervertegenwoordigd, maar
romans kunnen ook spannend zijn en de meeste op mijn long-list zijn dat ook, en verder is er natuurlijk
geen scheidslijn te trekken tussen romans en spannende boeken. Dat heeft de jury van de Libris-
literatuurprijs eindelijk ook begrepen: vrijwel alle 6 genomineerden voor de prijs van 2016 vond ik
spannend, of op zijn minst boeiend. Het verschil tussen die twee kwalificaties is trouwens ook niet
scherp te trekken.
Genomineerden voor de Frans Dijkstra literatuurprijs 2018.
Uit bovengenoemde lijst nomineer ik de nummers 4, 5, 11, 12 en 13. In een speciale uitzending van
Nieuwsuur, op een nader te bepalen datum in 2018 zal ik de winnaar bekend maken.
4 maart 2018 Eerste schaatsperiode sinds 2013
De winter van 2017/2018 kreeg een verrassend slot. Na de sombere, natte en zachte maanden december
en januari tapte februari uit een ander vaatje. Veel zon, weinig regen en veel dagen met nachtvorst.
Vanaf 22 februari werd het elke dag een beetje kouder, en op 28 februari kwam de tempertuur in De Bilt
drie dagen lang niet meer boven nul. De laatste dag van de meteorologische winter was daarmee tevens
de eerste offiële ijsdag. Erg spectaculair was deze vorstperiode niet, maar er werd toch vrijwel overal in
het land geschaatst. Vanaf 27 februari gingen de eerste ijsbanen open, en kon op ondiepe plassen worden
geschaatst. Hoewel er geen georganiseerde tochten waren, gingen op 1 en 2 maart veel mensen in de
merengebieden in Overijssel en Friesland het ijs op. Ook in Giethoorn kon worden geschaatst, en op
zaterdag 2 maart zelfs op de Amsterdamse grachten. Het werd wereldnieuws. Op 1 maart moesten er in
het Van Starkenborg kanaal ijsbrekers aan te pas komen. Zondag 3 maart bracht het einde van de pret.
De temperatuur steeg in het hele land tot ruim boven nul.
Het publieke geheugen is kort. Ik heb het al eens betoogd, zie mijn artikel in de Volkskrant in 2014. Zo
ook nu. De media dachten dat zo’n kougolf bijzonder is. Blijkbaar herinnert niemand zich nog de 4
opeenvolgende schaatswinters van 2010 t/m 2013. Het werd nodig geacht om koudeadviezen uit te
brengen, op grond van een RIVM-richtlijn. In Trouw stond hierover zaterdag 2 maart een roerend
artikel. Daarin kwam ook de klimatoloog Van Weele van het KNMI aan het woord. De kans op zo’n
koudegolf was een eeuw geleden eens in de twee jaar, en tegenwoordig eens in de vier jaar, meldde hij.
Tja, dan is er een probleem voor mensen wier geheugen niet verder teruggaat dan vier jaar, en dat zijn er
kennelijk nogal wat.
Over de bewering, dat er een eeuw geleden tweemaal zoveel koudegolven optraden als tegenwoordig
heb ik een kleine fact check gedaan. Zie onderstaande grafiek.
Het lijkt er op dat Van Weele de cijfers van zijn eigen KNMI niet kent. IJsdagen zijn dagen waarop
waarop het kwik in De Bilt niet boven nul komt. Uit de grafiek is af te lezen, dat de winters sinds 1940
veel minder koud zijn geworden. In de jaren veertig waren er vier zeer strenge winters (1940, 1941,
1942, 1947). Die winters zijn alleen nog in 1963 geëvenaard, met steeds zwakker worden echo’s in
1979, 1986, 1996, en 2010. De laatste 5 jaar zitten we op een dieptepunt. Tot zover lijkt Van Weele
gelijk te hebben. Misschien denkt hij dat 1940 een eeuw geleden is, maar daar zit hij 22 jaar naast. In de
periode van 1910 t/m 1935 waren de winters niet noemenswaardig kouder dan in de laatste 25 jaar. Het
feit, dat het nu 5 jaar geleden was, is een erg wankele basis voor de bewering, dat we nu eens in de vier
jaar een koudegolf hebben. In de laatste 10 jaar waren er 6 à 8 koudegolven, in de laatste 25 jaar waren
er 15 à 20. Ik geef marges, omdat in sommige jaren (1996, 1997, 2012) meer dan één koudegolf
voorkwam, en hoe je die precies telt hangt van de definitie van het einde van een koudegolf af.
Gerekend over de laatste 10 of 25 jaar, stel ik vast, dat de kans op een kougolf niet 25% is, maar 65 à
80%.
Van Weele is niet de enige die denkt, dat de kans op winterweer zo klein is geworden. Het is een
tamelijk algemeen verbeide opvatting. De aarde warmt op, en dus krijgen we minder koude winters,
nietwaar? Dat is in principe waar, maar die opwarming is veel minder dan de afname in kougolven die
we sinds 1940 zien. Andere oorzaken zijn kennelijk belangrijker. De golfbeweging die we zien in het
aantal ijsdagen heeft volgens mij met natuurlijke factoren te maken: cyclische veranderingen in de
oceaanstromen op een schaal van decennia of zelfs eeuwen veroorzaken wisselende patronen in de
luchtdrukverdeling, en daarmee in de dominante windrichting in een Nederlandse winter. Het is ook
mogelijk, dat de 11-jarige zonnecyclus invloed heeft. De pieken van de ijsdagen in de grafiek vertonen
gemiddeld ook een cyclus van ongeveer 11 jaar. Maar die cyclus is minder regelmatig dan de
zonnecyclus, en dat maakt het lastig om oorzaak en gevolg aan elkaar te koppelen.
Ik denk, dat klimatologen een verklaring moeten vinden voor de cyclische patronen die men ziet in de
koudegolven, voordat ze uitspraken doen over de kans op koude winters in de toekomst. Als ze niet
kunnen verklaren waarom de strenge winters van 1940 tot 1963 optraden, dan zijn hun uitspraken over
het toekomstige klimaat niet geloofwaardig.
6 maart 2016 Goed nieuws over het klimaat
Twee berichten uit de laatste twee weken:
(1) De klimaatmodellen zitten er naast. De opwarming van de aarde ging minder snel.
(2) De gevolgen van de verzuring van de oceanen zijn sterk overdreven.
Voorpaginanieuws werd het niet, maar het eerste bericht haalde wel de binnenpagina’s van sommige
kranten. Het NOS-journaal maakte er geen melding van. Het journaal gaf in de week van het eerste
bericht wel een kort item dat de opwarming van de aarde sneller zou gaan dan men eerst gedacht had,
zonder verdere toelichting of bronvermelding. ‘Wetenschappers’ zouden dat hebben vastgesteld. Het
item werd begeleid met een 10 seconden durend filmpje van ijsberen in een Groenlands landschap, dat
er overigens zeer winters uit zag.
Wat is er aan de hand met de berichtgeving over het klimaat in de media? Als de conclusies andersom
waren geweest, als de opwarming veel sneller ging dan we dachten en als de verzuring van de oceanen
veel erger was, dan zou het groot voorpaginanieuws zijn geweest. Laten we de twee onderwerpen even
in meer detail bekijken.
(1) In juni 2015 publiceerden klimaatwetenschappers van het Amerikaanse NOAA (National Oceanic
and Atmospheric Administration) een groot artikel, waarin ze claimden, dat de aarde in de laatste 15 jaar
even hard is opgewarmd als in de 15 jaar daarvoor. Dat sprak niet vanzelf. In de datareeksen van de
gemiddelde globale temperatuur was immers sinds 1998 geen significante stijging meer te zien, wat tot
een heftig debat heeft geleid over de vraag waarom de klimaatmodellen dan toch een verdere
opwarming voorspellen. Die temperatuurstilstand werd door klimaatsceptische wetenschappers en
journalisten de pauze genoemd. Aanhangers van de klimaatmodellen hebben de pauze eerst ontkend,
maar spreken sinds een jaar of 3 van ‘the hiatus’.
Volgens de NOAA-wetenschappers was de stagnatie van de gemeten opwarming te wijten aan de
metingen van de temperatuur van het oceaanwater. Daarvoor is deze eeuw een fraai systeem van
automatisch duikende boeien over de wereldzeeën uitgerold, waarmee wordt bijgehouden hoeveel
warmte het water op verschillende diepten vasthoudt. Vroeger werd de zeewatertemperatuur gemeten
door schepen, door een emmer water te scheppen en er een thermometer in te steken. Het op elkaar laten
aansluiten van de metingen volgens het oude en het nieuwe systeem was nogal lastig. De NOAA-
onderzoekers kwamen in juni 2015 met een reeks nieuwe correcties, en concludeerden, dat de pauze
voorbij was, sterker nog, dat de pauze zelfs nooit had bestaan. De aarde was in deze eeuw net zo hard
blijven opwarmen als daarvoor.
Dat kwam het Witte Huis goed uit, want president Obama wilde in de aanloop naar de
klimaatconferentie in Parijs in december 2015 een stevige boodschap afgeven. Dat deed hij dus ook.
‘Deze generatie is de eerste die de gevolgen van de klimaatverandering merkt, en de laatste die er iets
aan kan doen.’ In Parijs gingen afgevaardigden van 200 landen mee met de illusie, dat zij een besluit
konden nemen om de temperatuurstijging van de aarde te beperken tot 2 graden, en liever nog tot 1,5
graden.
Maar eind februari 2016 kwam een grote groep onverdachte wetenschappers met een tegenartikel. De
correcties van de NOAA-mensen konden de toets der kritiek niet doorstaan. Bij narekenen van alles
moest toch de conclusie blijven staan, dat de opwarming van de aarde sinds ongeveer 1998 in een lagere
versnelling is gegaan. Het klimaat houdt zich niet aan de klimaatmodellen, die deze pauze niet hebben
voorspeld. Als zelfs dagblad Trouw, dat zich graag afficheert als de meest duurzame krant, dit bericht
over drie kolommen brengt (weliswaar op pagina 12), dan is er echt iets aan de hand. Om het maar eens
stevig te zeggen: de klimaatmodellen deugen niet. Er is veel meer aan de hand dan de uitstoot van wat
broeikasgassen en de klimaatwetenschap kan het niet verklaren. Toch dacht men in Parijs, dat de
modellen zo precies zijn, dat ze konden kiezen tussen anderhalve of twee graden.
(2) Toen het er in het begin van de 21ste eeuw op begon te lijken, dat de opwarming stagneerde, kwam
er opeens een nieuw probleem om de hoek kijken: door de toename van CO2 in de lucht zouden de
oceanen zuurder worden, en dat zou dramatische gevolgen kunnen hebben voor allerlei kleine diertjes
die kalk moeten opnemen voor hun skelet. In een zuurdere zee lost kalk beter op, waardoor de diertjes
met uitsterven worden bedreigd. De koraalriffen in de tropische zeeën zouden daardoor kunnen
verdwijnen, met als gevolg, dat kleine visjes daarin geen schuilplaats meer vinden, zodat ze ten prooi
vallen aan roofvissen, waardoor vissoorten zouden kunnen uitsterven.
Nou wordt de zee niet echt zuur. Zeewater is licht basisch met een zuurgraad van ongeveer 8. Dit is geen
college elementaire chemie, dus ik volsta met de mededeling, dat basisch het omgekeerde is van zuur,
en dat een zuurgraad van 0-7 betekent dat het water zuur is, terwijl er van 7,1 tot 14 sprake is van
basische omstandigheden. Sinds we begonnen zijn veel CO2 uit te stoten voor onze energievoorziening
is de zuurgraad van de oceaan gemiddeld gedaald van 8,1 naar misschien 8,0 met een foutenmarge die
ongeveer even groot is als de vermeende daling. Als alle fossiele brandstoffen worden opgestookt, zal de
zuurgraad kunnen dalen tot 7,9 of 7,8. Sinds 2005 zijn er een paar duizend wetenschappelijke artikelen
verschenen over de mogelijke gevolgen van deze verzuring, die de roepnaam OA heeft gekregen, wat
staat voor Ocean Acidification.
Niemand minder dan de redacteur van het ICES Journal of Marine Science, Howard Browman,
publiceerde vorige week een kritische analyse van deze duizenden artikelen, in een speciaal
themanummer van het tijdschrift, waarin hij auteurs had opgeroepen om eens heel sceptisch te kijken
naar al die artikelen, en in het bijzonder om bijdragen te leveren die laten zien, dat verzuring geen effect
heeft.
Zijn conclusie is onthutsend. Onderzoeken waaruit een schadelijk effect blijkt van een verhoogde CO2-
concentratie gaan bijna altijd over van extreme veranderingen, die in werkelijkheid in zee nooit zullen
plaatsvinden. Onderzoeken waaruit blijkt, dat het meevalt met de gevolgen van de verzuring, worden
meestal door de tijdschriften geweigerd. Er is in de literatuur duidelijk sprake van een een ‘confirmation
bias’, oftewel artikelen die de gevestigde opvattingen bevestigen hebben een veel grotere kans om
geaccepteerd te worden dan artikelen die er tegen in gaan. Voor een theorie die nog maar net 10 jaar oud
is (de eerste artikelen over OA verschenen in 2005) is dat zeer ongewoon.
Nog ongewoner is de eenzijdige berichtgeving in de massamedia. De ‘kwaliteitskranten’ en het NOS-
journaal hebben het eerste onderwerp hierboven summier of helemaal niet belicht. Over het tweede heb
ik noch op de televisie noch in een krant iets gezien. Willen we werkelijk alleen maar slecht nieuws
lezen, in het bijzonder als het over het klimaat gaat?
11 mei 2015 Een onbegrijpelijke jurybeslissing
De jury voor de Libris literatuurprijs 2015 heeft gedaan wat de uitgevers graag wilden: Adriaan van Dis
werd bekroond voor het boek dat hij schreef over zijn moeder ‘Ik kom terug’. Daarmee werd een boek
gelauwerd van een bekende Nederlander, een regelmatige deelnemer aan De Wereld Draait Door, dat al
aardig verkocht werd en dat nu ongetwijfeld nog veel vaker over de toonbank zal gaan. De uitgever en
de boekhandelaren zullen er blij mee zijn.
Ik had dit boek al gelezen voor het op de shortlist voor deze prijs kwam te staan, en ik was verbaasd
over deze nominatie. Een zo warrig gecomponeerd boek verdient naar mijn mening geen enkele prijs.
Als je een boek over je moeder wilt schrijven is de eerste valkuil die je moet vermijden, dat het boek
niet over jezelf moet gaan. En dat doet het boek van Van Dis nu juist wel. Het gaat vooral over zijn
eigen zoektocht naar het verleden van zijn moeder. Hij haalt voortdurend uitspraken van zijn moeder en
van hem zelf door elkaar. In de typografie is meestal niet te zien of ‘ik’ op zijn moeder slaat of op hem
zelf. De lezer moet zelf maar een paar pagina’s terugbladeren, om te zien of de alinea die hij aan het
lezen is een bespiegeling is van de schrijver zelf of een verslag van een gesprek van de schrijver met
zijn moeder.
Opmerkelijk is, dat nu weer een boek gelauwerd is, waarin een schrijver een boekje open doet over een
voorouder. Met ‘Oorlog en terpentijn’ won Stefan Hertmans in 2014 de Ako literatuurprijs. Dat boek is
gecomponeerd rond een paar schriften die de grootvader van Hertmans naliet over zijn ervaringen in de
loopgraven van 1914-1918. Die schriftjes vormen ongeveer een kwart van het boek en zijn (door de
flaptekst) de voornaamste reden voor potentiële kopers om het boek aan te schaffen. Driekwart van het
boek gaat daar niet over, gaat zelfs niet over de 1e wereldoorlog, maar voornamelijk over de - net als bij
Van Dis warrig beschreven - onderzoekingen die Hertmans deed naar het leven van zijn grootvader.
Een heldere biografie leidt zelden tot een literaire prijs. Een fraaie compositie kan dat wel doen, maar
ook als de compositie van de hak op de tak springt zijn de kansen op een prijs niet verkeken. Het geval-
Van Dis doet vermoeden dat het ook nog een voordeel is om een bekende DWDD-acteur te zijn. Een
onbegrijpelijke beslissing.
5 mei 2015 Voorspelling van de winnaar van de Libris
literatuurprijs 2015
Na lezing van de ‘short list’ bleef er bij mij een ‘extra short list’ over oftewel een top-3. Ik voorspel dat
de prijs zal gaan naar (1) ‘Teatro olimpico’, of (2) ‘Godin, held’ of (3) ‘De consequenties’. Mijn
overwegingen zijn: ‘Teatro olimpico’ vertelt een samenhangend verhaal (een zeldzaamheid bij literaire
teksten) en blijft de lezer boeien, ook al vermoedt die al bij pagina 50 hoe het zal aflopen. ‘Godin, held’
is onleesbaar (wat voor literaire teksten een aanbeveling is) maar bevat te veel seks (wat 25 jaar geleden
nog een aanbeveling was, maar nu niet meer). ‘De consequenties’ heeft al te veel literaire prijzen
gekregen, waaronder een publieksprijs, en dat kan natuurlijk niet voor een jury die zichzelf respecteert.
Lees meer...
2 april 2015 Wifi heeft geen geldige IP-configuratie
Omdat mijn 7 jaar oude computer opstartproblemen begon te krijgen besloot ik deze week dat er een
nieuwe moest komen. Een beetje rondkijken op internet en wat muisklikken in de onlineshop van een
bekende leverancier waren genoeg om binnen 20 uur een nieuwe computer in huis te hebben.
Vervolgens begon het dagen in beslag nemende proces om alles wat ik met de oude computer deed nu
ook op de nieuwe te doen. Ik begon met de nieuwe computer op mijn zolderkamer in een
proefopstelling op te stellen, met de laptop er naast.
Het eerste uur deed de draadloze internetverbinding het goed, maar toen kwam er ineens een geel
uitroepteken in het vakje rechtsonder dat de signaalsterkte aangeeft. Toen ik er op klikte las ik ‘beperkt’.
Klikken op diverse knopjes en links, waarmee Windows bereidwillig aanbiedt om het probleem op te
lossen leidde uiteindelijk tot de melding ‘Wifi heeft geen geldige IP-configuratie’ met als conclusie
‘Windows kan dit probleem niet oplossen’. Andere opties waren: vraag een goede bekende om raad,
installeer Windows opnieuw en bel met de servicetelefoon van de leverancier.
Van even googelen op de foutmelding ‘geen geldige IP-configuratie’ werd ik niet vrolijk. Diverse
dialogen in discussieforums maakten duidelijk, dat het een hardnekkig probleem kan zijn. Handmatig de
file ipconfig.txt aanpassen, de firewall uitschakelen, controleren of het protocol van de router niet te oud
is, de computer terugzetten naar de fabrieksinstellingen, waren enkele van de adviezen die daar de ronde
deden. Ik besloot nog even af te wachten, en niet aan de router te gaan sleutelen, want de laptop en de
oude computer deden het immers nog prima.
De volgende dag deed internet het ineens weer. In de loop van die dag werd het af en toe weer beperkt
(wat een eufemisme bleek voor ‘geen verbinding’) maar soms was het er dan ineens weer. Maar de
verbinding was wel langzaam. Het downloaden van grote bestanden lukte niet. Uiteindelijk besloot ik
dat het tijd werd de nieuwe computer te verplaatsen naar zijn definitieve plek in de computerhoek in de
woonkamer, met een HDMI-kabel verbonden met de televisie. De oude computer ging naar de
zolderkamer.
Groot was mijn verbazing toen op alle computers internet het feilloos deed. Hoe dat kwam weet ik nog
niet zeker, maar ik vermoed, dat het kwam van de afstand tussen de router en de zolderkamer. Gek, dat
ik deze mogelijke oorzaak nergens heb zien noemen als oorzaak van deze foutmelding. Ik ga op de
zolderkamer nog wat experimenteren met de positie van de computer, om te zien of de plaats onder de
werktafel van invloed is op de Wifi-verbinding.