Welkom op Frans Dijkstra’s Website
Home Paddestoelen Genealogie Eclipswaarnemingen Artikelen Over mij / contact
25 maart 2022 Antwoord van Margriet Vroomans Dag meneer Dijkstra, Fijn te lezen dat u een klimaatoptimist bent! Ik zie mijzelf meer als een klimaatrealist; ik weet dat ons klimaat er niet bijster goed voorstaat. Niet omdat ik gehersenspoeld zou zijn of naïef, of, zoals u veronderstelt, door 'orders van de NOS-leiding' (want die orders bestaan niet), maar op basis van de wetenschappelijke onderzoeken daarnaar en consensus daarover. Aan die klimaatverandering ligt - zoals u beschrijft - heel veel ten grondslag, en helaas ook menselijk handelen. Het 'schuldgevoel' zoals ik dat tegen weerman Jan Visser verwoordde was minder zwaar bedoeld dan het misschien overkwam, want 'schuld' heb ik persoonlijk (net als wij allemaal) inderdaad maar ten dele. 'Ongemakkelijk' was een beter woord geweest. Dank voor uw uitvoerige reactie, ik wens u een mooie dag en mooi weer! Hartelijke groet, Margriet Vroomans, De Ochtend van 4, KRO-NCRV 24 maart 2022 Een emailtje gestuurd naar een Radio-4- presentatrice Geachte mevrouw Vroomans, Zondagochtend 20 maart hoorde ik op radio 4 het volgende gesprek van u met weerman Jan Visser. Jan Visser: We hebben nu al 10 dagen in De Bilt met tenminste 10 uren zon. We zitten nu op ongeveer 160 uur. Normaal voor de hele maand is 139 dus ik zou zeggen, rol de rode loper maar uit voor een record, want dat is 203 uur in 2014 en daar gaan we waarschijnlijk ruim boven uit komen. Margriet Vroomans: Ja, ik moet je eerlijk zeggen Jan, ik ben altijd blij met mooi weer, maar ergens heb ik ook in mijn achterhoofd, klopt het wel, of is het eigenlijk een slecht bericht, al deze zon? Jan Visser: Nou ja, het is natuurlijk, het klimaat wordt steeds extremer, want je ziet de ene maand kan het ontzettend slecht zijn en de andere maand is het fantastisch mooi, dat zien we wel steeds meer. Wij hebben een februarimaand gehad die zoals je weet veel storm heeft gebracht en natuurlijk ook veel regen. Het was een van de natste februarimaanden, dus op zich is de situatie in het land niet slecht voor wat betreft de waterhuishouding (…). Het wordt problematisch als april besluit tot droogte, maar dat is nog niet echt aan de orde. Margriet Vroomans: Dus we mogen nog zonder schuldgevoel van de mooie zon en het mooie weer in de maand maart genieten? Jan Visser: dat mogen we altijd. Toen ik dit hoorde dacht ik: hoe naïef of hoe gehersenspoeld moet je zijn om je af te vragen of je zonder schuldgevoel van mooi weer mag genieten? Jan Visser gaf daarop wel het goede antwoord: we mogen altijd genieten van mooi weer. Op zijn verhaal dat het steeds meer voorkomt dat de ene maand ontzettend slecht is en de andere fantastisch mooi, is veel af te dingen. Klimaatverandering is een zaak van gemiddelden van het weer over 30 jaar. Ik vraag me af op welke 30-jarige weergemiddelden zijn verhaal is gebaseerd. Misschien kunt u hem dat nog eens vragen. Wat uw schuldgevoel betreft: voor zover er sprake is van klimaatverandering heeft dit vele oorzaken en aan de meeste kunt u helemaal niets doen, dus schuldgevoel is niet nodig. Klimaatverandering wordt o.a. veroorzaakt door (1) ontbossing (2) verstedelijking (3) verbranding fossiele brandstoffen (4) zonneactiviteit (5) oceaanstromingen (6) stromingspatronen in de atmosfeer. In hoeverre extreme weersverschijnselen veroorzaakt worden door één van deze oorzaken is niet bekend (ook al roept de klimaatlobby dat alles veroorzaakt is door fossiele brandstoffen, maar daar is geen wetenschappelijk bewijs voor). U kunt zich wel medeverantwoordelijk achten voor de verbranding van fossiele brandstoffen, maar daarbij moet u wel bedenken, dat fossiele brandstoffen ook heel veel goeds hebben gebracht. Zonder fossiele brandstoffen zouden we ons nu nog met paard en wagen voortbewegen en met zeilschepen over de oceanen varen. Alle vooruitgang van de laatste 200 jaar zou onmogelijk zijn geweest en we zouden niet met 7 miljard mensen op deze planeet kunnen leven. Fossiele brandstoffen hebben ook een maatschappij opgeleverd die zich teweer kan stellen tegen natuurgeweld. Zeven miljard mensen zijn misschien wel veel te veel, maar u hoeft zich daar persoonlijk niet schuldig over te voelen. U bent nu eenmaal net als ik een van die 7 miljard. Het enige waar u zich eventueel schuldig over kunt voelen is hoe u uw huis verwarmt (het kan ook op 12 of 15 graden) en dat u misschien in een auto met verbrandingsmotor rijdt (u kunt ook lopen en fietsen), en misschien veel onnodige vliegvakanties houdt (u kunt ook kamperen op de Veluwe). Ik begrijp wel, dat u zulke dingen zegt, want er zijn orders van de NOS-leiding dat er altijd zorgelijk moet worden gesproken over klimaatverandering en dat het niet is toegestaan om twijfel uit te spreken over de ernst en de oorzaken daarvan. Vandaar mijn vermoeden dat uw opmerkingen voortkomen uit hersenspoeling door het permanente mediabombardement van de klimaatlobby, dat elk weerverschijnsel relateert aan door de mens veroorzaakte factoren. Dat intelligente presentatoren zich daar zo gemakkelijk door laten beïnvloeden stelt mij wel teleur. Met vriendelijke groet, Frans Dijkstra, Ommen, klimaatoptimist 6 december 2021 Reassessment of the homogenization of daily maximum temperatures in the Netherlands since 1901 Het heeft even geduurd, maar nu is dan eindelijk het wetenschappelijke vervolg op ons rapport ‘Het raadsel van de verdwenen hittegolven’ verschenen. In het tijdschrift Theoretical and Applied Climatology (roepnaam: TAAC) is begin december 2021 ons artikel verschenen waarin wij aantonen dat het KNMI een beetje is doorgeschoten in zijn ijver om de geschiedenis van het Nederlandse klimaat in overeenstemming te brengen met het beeld dat het altijd maar steeds warmer is geworden in Nederland. De werkelijkheid is dat het nu in Nederland warmer is dan 50 jaar geleden, maar dat het 75 en 100 jaar geleden ook warm kon zijn. Zo warm als de zomers in 2019 en 2020 waren, dat is sinds 1901 niet eerder gemeten. Tussen 1950 en 1974 waren de zomers overwegend koel met heel weinig tropische temperaturen en geen enkele hittegolf. Dat paste prima in het verhaal dat het steeds heter wordt en daarom was het voor het KNMI wat ongemakkelijk dat er voor 1950 wel vrij veel tropische dagen en hittegolven waren. Dat probleem heeft het KNMI geprobeerd op te lossen door de metingen te homogeniseren en dat is vrij rigoureus gedaan. Alle voor 1951 gemeten temperaturen boven 27 graden in de maanden juni, juli en augustus werden met 1,7 tot 1,9 graad verlaagd.   Wij hebben de methode van het KNMI nagewerkt, met dezelfde software, en wij hebben het effect onderzocht van de keuzen die het KNMI heeft gemaakt. Het blijkt dat het KNMI steeds die keuzen heeft gemaakt die leiden tot de sterkste vermindering van de tropische dagen en hittegolven. Daardoor is het aantal tropische dagen in De Bilt van 1901-1950 verminderd van 160 naar 76, wat van De Bilt een uitschieter heeft gemaakt onder de overige Nederlandse stations. Dat was voor mij in 2017 de aanleiding voor mijn artikel in het Nederlandse vakblad Meteorologica. Het probleem van het KNMI was, dat in 1950 de thermometeropstelling is veranderd. Eerst stond de thermometer onder een groot pagode-achtig dak waarin de wind van onderen vrij spel had. Het was denkbaar, dat op hete dagen bij hoge zonnestand en weinig wind in de pagode een bel van hete lucht zou ontstaan, waardoor de thermometer te hoge waarden aangaf. Dat is destijds wel onderzocht door parallelle metingen van de oude opstelling en de moderne Stevensonhut. Daaruit bleek dat het in de pagodehut inderdaad iets warmer kon worden, gemiddeld 0,5 graad, met enkele uitschieters tot 0,9 graad. Daarmee had men de oude metingen geloofwaardig kunnen bijstellen, maar er was nog een probleem, want in 1951 was de nieuwe thermometerhut 300 meter verplaatst naar een meer open terrein. Om daarvoor te corrigeren heeft men de parallelle metingen helemaal niet gebruikt, maar alleen metingen van vliegveld Eelde, 150 km verderop. En daar kwamen correcties uit van 1,7 tot 1,9 graad voor de heetste zomertemperaturen. Het KNMI heeft triomfantelijk in het vakblad Meteorologica gemeld dat hiermee het probleem van de grote aantallen tropische dagen van voor 1950 was opgelost. Wij hebben onderzocht wat er gebeurt als je 4 andere stations als referentie gebruikt, en als je andere looptijden gebruikt, of andere manieren om de temperatuurdistributie in de hete maanden te berekenen. Dat geeft een boeiend inzicht in de gevoeligheid van de uitkomsten van het KNMI voor de gemaakte keuzen. Volgens ons heeft het KNMI van 1901-1950 ca 40-45 tropische dagen te veel geschrapt. Het KNMI heeft in een reactie op onze publicatie aangegeven deze analyse interessant te vinden en heeft aangekondigd dat er in 2023 een nieuwe versie van de homogenisatie zal worden gepubliceerd. De vraag die bij ons blijft hangen, is waarom men dan in 2016 toch met zo’n onvoldragen resultaat naar buiten is gekomen. Heeft het KNMI zelf niet onderzocht wat de effecten van de gemaakte keuzen waren, of heeft het KNMI bewust aangestuurd op een combinatie van keuzen, die het laagste aantal tropische dagen voor 1950 opleverde, omdat de klimaatlobby een zo groot mogelijk effect wilde zien? Ik vermoed, dat we dit nooit zullen weten. En een andere vraag: waarom waren amateurs uit de provincie nodig om deze fout aan het licht te brengen? 2 oktober 2019 Het raadsel van de verdwenen hittegolven (2) We hebben dit jaar een boeiende zomer beleefd. Het absolute temperatuurrecord werd met meer dan 2 graden geslagen, en Nederland beleefde voor het eerst temperaturen boven de 40 graden. Dit zou op zichzelf niet direct een reden zijn geweest om het Raadsel van de Verdwenen Hittegolven te herschrijven, want dat rapport gaat over een ver verleden (1901-1950). Overigens is het record voor De Bilt in 2019 slechts met 0,7 graad gebroken, en was het aantal tropische dagen geen record, en het aantal hittegolven ook niet. Er waren twee andere redenen voor een update van Het Raadsel van de Verdwenen Hittegolven. (1) Het KNMI heeft eind maart 2019 eindelijk de parallele metingen prijsgegeven, die van 1947-1950 zijn gedaan in de twee thermometerhutten, de Pagode en de Stevensonhut. Dat vraagt om een beschouwing in ons rapport over het werkelijke effect van de hutwisseling. (2) We hebben een fout ontdekt in onze reproductie van door het KNMI gebruikte Percentiel Matching methode die we hebben hersteld. Daardoor komen we dichter in de buurt van de KNMI uitkomsten, maar we houden nog steeds 36-45% meer tropische dagen over dan het KNMI claimt, en daarmee vinden we de helft van de verdwenen hittegolven terug.  Het geactualiseerde rapport kan hier worden gedownload. 19 maart 2019 Het raadsel van de verdwenen hittegolven (1) Donderdag 7 maart presenteerde ik samen met drie collega onderzoekers in Amsterdam het rapport ‘Het raadsel van de verdwenen hittegolven’. In het verlengde van mijn artikel ‘Commentaar op de homogenisatie van dagelijkse temperaturen van de KNMI-hoofdstations’ heb ik samen met Marcel Crok, Rob de Vos en Jan Ruis onderzocht of het terecht is, dat het KNMI bij zijn temperatuurcorrecties van de periode 1901-1950 meer dan de helft van de tropische dagen heeft geschrapt en 2/3 van de hittegolven. Het argument van het KNMI was, dat ze in 1950 zijn overgegaan op een andere thermometerhut, omdat de oude hut te hoge temperaturen aangaf. Bovendien hebben ze toen de meetinstallatie 300 meter verplaatst. En daarom hebben ze voor alle dagen in augustus die warmer werden dan 28 graden er 1,9 graad vanaf getrokken. Voor dagen in juni gingen ze iets minder rigoureus te werk: daar ging er bij de warmste dagen maar 1,2 graad vanaf. Door deze ingrepen houdt De Bilt ineens in de eerste helft van de 20ste eeuw verhoudingsgewijs veel minder tropische dagen over dan de andere stations in Nederland, maar ook minder dan Ukkel. Ook in vergelijking met enkele Duitse stations heeft het KNMI De Bilt te sterk gecorrigeerd. Om de correcties uit te rekenen heeft het KNMI een statistische procedure gevolgd, percentiel matching, waarbij de data van De Bilt in twee perioden van 4 jaar voor en na 1950 met die van Eelde zijn vergeleken. Wij hebben ons die methode ook eigen gemaakt en we hebben de uitkomsten van het KNMI nagerekend. Onze conclusie: wij krijgen er niet hetzelfde uit als het KNMI. Wij vinden ook wel wat minder tropische dagen maar houden 58% meer over dan het KNMI. En wij vinden tweemaal zoveel hittegolven voor 1950 als het KNMI. We hebben geprobeerd door variatie van de methode dichter bij de uitkomsten van het KNMI te komen: andere manieren om percentielen te berekenen, andere manieren om fluctuaties af te vlakken, andere vergelijkingsperioden, andere vergelijkingsstations, maar we vinden op geen enkele manier zo weinig tropische dagen als het KNMI. Volgens ons is de methode van het KNMI dus niet reproduceerbaar en daarom dient het KNMI deze homogenisatie terug te nemen. De hoeveelheid zomerwarmte vóór 1950 is van belang om te schatten hoe veel warmer de zomers in de afgelopen eeuw zijn geworden. Door het schrappen van veel oude zomerwarmte lijkt de nieuwe zomerwarmte veel uitzonderlijker, waardoor onheilsprofeten ons kunnen aanpraten dat het over 20 jaar nog veel heter zal worden. Erg veel is het KNMI er overigens nog niet mee opgeschoten: de hoogste gemeten temperatuur in De Bilt is 36,8 graden op 27 juni 1947. Het KNMI heeft dat verlaagd naar 35,6. Op 27 juli 2018 werd in de Bilt 35,7 graden gemeten, zodat het KNMI een absoluut record voor De Bilt meldde. Het temperatuurrecord is na 71 jaar en 1 maand met 0,1 graad geslagen... Ik noem het een aanvechtbare Pyrrusoverwinning op de oude weerstatistieken. 3 januari 2019 Een paar feiten en cijfers over 2018 1. Mijn auto  Ik reed 9184 km in mijn Opel Ampera, waarvan 5418 km elektrisch. Voor dat elektrisch rijden was 1163 kWh stroom nodig, wat ongeveer een derde is van de door mijn zonnepanelen opgewekte stroom. Ten opzichte van 1990 is de CO2-uitstoot van mijn auto met 59% verminderd, waarmee mijn auto nu al ruimschoots voldoet aan de Nederlandse klimaatdoelstellingen voor 2030. En toch willen Ed Nijpels c.s. dat ik meer wegenbelasting ga betalen om 6000 euro subsidie te financieren voor nieuwe elektrische auto’s. De wereld op zijn kop! 2. Mijn fiets Ik fietste op mijn drie fietsen 3883 km, waarvan 2597 km elektrisch. Daarvoor was naar schatting 12 kWh stroom nodig. Ik kan niet garanderen dat al die stroom duurzaam is opgewekt, omdat ik mijn fiets tijdens een tweeweekse fietstocht deze zomer door Nederland, België, Frankrijk en Engeland op campings en in hotels heb opgeladen. Maar ik kan mijn klimaatgeweten geruststellen door deze 12 kWh te salderen met de opbrengst van mijn zonnepanelen. Dat geldt niet voor de spierkracht die nodig was om de overige kilometers te fietsen. Ik heb geen flauw idee van de manier waarop de energie werd opgewekt die nodig was om het voedsel te kweken en te transporteren. Hier begint een deel van mijn klimaatschaamte. 3. Mijn huis Ik ben nog niet van het gas af, en ben ook niet van plan om dat snel te worden, tenzij Groen Links aan de macht komt in Ommen, waar niet veel kans op is, want in deze prominente wandelgemeente heeft GL nul raadszetels. Mijn CV-ketel en gasstel verstookten in 2018 1766 m3 aardgas. Dat is bijna net zo weinig als in 2017, en ongeveer 400 m3 minder dan het zou zijn geweest als ik in 2015 de vloer niet had laten isoleren door ‘de Heren die Beter Isoleren’ (ik doe niet aan belangverstrengeling, dus ik vermeld de naam van de heren die zich zo noemen niet, maar dat is gemakkelijk te googelen). Het grafiekje hiernaast laat zien, dat mijn huis, gecorrigeerd voor de temperatuur in het stookseizoen, 300-400 m3 minder gas gebruikt na vloerisolatie. Ten opzichte van 1990 is dat een besparing van de CO2-uitstoot van 0%, maar toen woonde ik in een heel zuinige tussenwoning in het zeeklimaat van Zoetermeer, in plaats van in de twee-onder-een-kap in het meer continentale klimaat van Ommen. Mijn zonnepanelen leverden in het recordjaar 2018 (waarover zo dadelijk meer) 3448 kWh stroom op. Na aftrek van de energie voor de auto en de fiets leverde dat een huishoudelijk gebruik van duurzame stroom op van 2273 kWh. Het totale huishoudelijke verbruik was 2551 kWh. Er van uitgaande dat de 278 kWh bijgekochte stroom niet duurzaam is, is de CO2-uitstoot van mijn huishoudelijk stroomgebruik ten opzichte van 1990 met ca 90% verminderd, veel meer dan de Nederlandse doelstellingen voor 2030. Als we de verminderde CO2-uitstoot van mijn benzine-, gas- en stroomverbruik salderen (resp. 59%, 0% en 90%) kom ik op een verlaging van 49%, precies de EU-doelstelling voor 2030. En toch word ik aangeslagen voor de heffing duurzame energie, energiebelasting, en als het aan Nijpels c.s. ligt ook nog eens voor een hogere wegenbelasting en een kilometerheffing. De wereld op zijn kop! 4. Het klimaat Het jaar 2018 was in Nederland warm, maar niet zo spectaculair als de hysterische reacties in de media zouden doen vermoeden. De zomer van 2018 stond qua temperatuur en aantallen hittegolven ongeveer op één lijn met die van 1976, 1947 en 1921. Een zomer zoals deze treedt in ons klimaat dus eens in de 30 à 40 jaar op. Ook qua droogte staat deze zomer op één lijn met 1976 en 1921, waarbij 1976 de kampioen blijft. Dat zo’n zomer weer eens zou kunnen komen is dus geen verrassing en geen reden om te spreken van klimaatverandering. Hoewel de media niets hebben nagelaten om elk dagrecord breed uit te meten blijven de volgende feiten overeind staan: - 1947 blijft recordhouder met het aantal in De Bilt gemeten hittegolven (4 tegen 2 in 2018) - 1947 blijft recordhouder met het aantal in De Bilt gemeten tropische dagen (18 tegen 14 in 1976 en slechts 9 in 2018) - 1947 blijft het jaar met de hoogste temperatuur ooit gemeten in De Bilt (36,2 °C tegen 35,7°C in 2018) - 1947 blijft het jaar met het grootste aantal gemeten tropische dagen in september (2 tegen 1 in 2016 en 1 in 2018) - oktober 2018 was bijzonder warm, maar het grootste aantal zomerse dagen in oktober blijft staan op een gedeeld record van 2 zomerse dagen in 1908, 1921 en 2011. Op 13 oktober 2018 werd in de media veel misbaar gemaakt van die ene zomerse dag die oktober 2018 opleverde. Het enige record daaraan was, dat het op 13 oktober gebeurde, waarmee het datumrecord van 10 oktober 1921 met drie dagen werd geslagen. Bij deze recordtemperaturen moet worden vermeld, dat het KNMI in 2016 een poging heeft gedaan om de geschiedenis te herschrijven door de temperaturen van voor 1950 te “corrigeren” met een omstreden methode, die vooral ten nadele komt van het aantal tropische dagen in 1947. Deze methode is door mij reeds met succes aangevochten in de vakliteratuur, wat binnenkort een vervolg zal krijgen in een rapport van Crok, Dijkstra, Ruis en De Vos. De gemiddelde temperatuur in De Bilt in 2018 was 11,4 °C. Dat is 0,3 graden lager dan in 2014 en 0,2 graden hoger dan in 2006 en 2007. Sinds 1980 is de gemiddelde temperatuur in Nederland anderhalve graad gestegen, na een tamelijk stabiele periode van minstens 80 jaar. Zie de grafiek hiernaast. Dat wijst wel op een klimaatverandering, maar een relatie met de mondiale opwarming is niet aan te geven. Waarschijnlijk houdt deze verandering van het Nederlandse klimaat verband met veranderingen in de dominante stromingspatronen in West-Europa. Die heeft geleid tot hogere temperaturen in de winter en in de nacht, maar niet tot veel hogere temperaturen in de zomer. 5. Gelezen boeken In 2018 heb ik 99 boeken gelezen, samen goed voor 24.672 pagina’s. Dit laatste getal is schijnexactheid, omdat ik niet elke pagina van een boek even intensief lees. Er zijn namelijk schrijvers die over het vermogen beschikken om pagina’s te vullen zonder dat ze iets wezenlijks bijdragen aan de draad van een verhaal en er zijn lezers die dat kunnen doorzien – en ik prijs mij gelukkig dat ik één van hen ben – en die in staat zijn van zulke pagina’s diagonaalsgewijs kennis te nemen zonder dat ze draad van het verhaal kwijt raken, voor zover er althans sprake is van een verhaal, want dat is in een literaire roman niet vanzelfsprekend, en ook niet aan te bevelen, als de schrijver de ambitie heeft een literaire prijs te winnen.  Zo, dat was een zin van 100 woorden, één meer dan het aantal boeken dat ik in 2018 gelezen heb. Boeken met lange zinnen hebben een verhoogde kans om te worden genomineerd voor een literatuurprijs, dus misschien scoort deze column ook nog wel eens voor een prijs. Ik heb dus 99 boeken gelezen in 2018, zoals het grafiekje hieronder aangeeft. Dat is iets minder dan in 2015, maar veel meer dan voor 2008, toen ik met pensioen ging. Het pensioen bevordert dus de belezenheid van een burger, en daarom is het verhogen van de pensioenleeftijd geen goed idee. Maar misschien vindt de overheid belezenheid van burgers geen goed idee. Kranten en tijdschriften laten aan het eind van een jaar vaak journalisten, politici en wetenschappers aan het woord om hun literaire hoogtepunten van het jaar aan te geven. Bekende Nederlanders doen dat graag, want door het noemen van een paar klinkende titels geef je blijk van een goede literaire smaak en een brede ontwikkeling. Leuk is in dit verband het antwoord van Rita Verdonk op de vraag ‘wat leest u het liefst voor het slapen gaan?’ Zij zei: ‘Dan lees ik Thorbecke.’ Thorbecke heeft evenwel vrijwel geen boeken geschreven, voornamelijk wetsteksten en zeker geen nachtkastjesliteratuur. Ik ben niet zo’n snob. Als de r niet meer in de maand is, herlees ik graag boeken die ik als schooljongen las, met auteurs van wie de naam begint met een H, J, M of V, of spannende boeken van Nederlandse schrijfsters, vooral dames van wie de naam met een H, L, N of V begint. Die titels verzwijg ik hier. Die dames heb ik dit jaar ook gelezen, maar op de long-list van mijn favorieten van 2018 komen ze niet voor, want dat staat niet goed voor een columnist. Hier volgt die long-list, alfabetisch gerangschikt op volgorde van de voornamen van de auteurs. 1. Alex van den Brandhof – Priemwoestijnen Een begrijpelijke behandeling van de 17 grootste wiskundige problemen die in de eerste 17 jaar van de 21ste eeuw zijn opgelost. Het meest werd ik getroffen door de schijnbare nutteloosheid van de vraagstukken waar een wiskundige soms wel 10 jaar kan werken. Maar leuk zijn ze wel. 2. Bill Clinton & James Patterson – President vermist Een verhaal dat alleen een ex-president kan schrijven. Het geeft een prachtig beeld van het dagelijks leven van een president, en de moeite die hij moet doen om de beveiliging van zich af te schudden. De plot gaat over wat er met de Amerikaanse samenleving zou gebeuren als een virus alle computers heeft geïnfecteerd, zodat een simpel commando vanuit Moskou alle bestanden kan wissen. De held van het verhaal, president Jonathan Duncan, weet dat gelukkig te voorkomen. 3. Chris Houtman – Akte van berouw Misschien een boek dat alleen een paus kan schrijven. Paus Franciscus heeft de hoofdrol. Zijn eigenzinnigheid en passie voor sociale problemen komen goed uit de verf. Ook zijn strijd met de curie en de tegenstand die hij ondervindt worden helder geschilderd. Het misbruik in de kerk komt langs – een wat versleten thema – en zelfs de emeritus paus Benedictus heeft een rol. 4. Emely Koch – Als ik dood ga voor ik opsta Boeiend verhaal, geheel geschreven vanuit het perspectief van een persoon die lijdt aan het ‘locked in syndroom’, iemand die door een ongeluk niet in staat is zich te bewegen, of te spreken, maar wel volledig bij bewustzijn is, en ook alles voelt en ruikt wat er met en om hem gebeurt. Uit uitlatingen van de personen die hem bezoeken leidt hij af dat zijn ongeluk opzet was uit wraak voor een daad die hij niet heeft begaan. Als hij begrijpt wat er aan de hand is en welk risico zijn geliefde loopt, probeert hij wanhopig te communiceren, maar verder dan het bewegen van één vingerkootje komt hij niet. 5. Geir Tangen – Het meesterwerk Meesterlijke thriller, waarin 6 boeken van andere Scandinavische thrillerauteurs voorkomen, in die zin, dat de moorden in deze thriller worden gepleegd volgens het stramien van dat in een van de andere thrillers. Daarnaast komt het manuscript van dit boek voor in het boek, wat uiteindelijk leidend is bij het vangen van de moordenaar. Een literaire variant op de Kwattaplaatjes. Je moet het boek minstens een keer herlezen om alle gebeurtenissen op het juiste niveau te begrijpen. 6. Ilja Leonard Pfeijffer – Peachez, een romance Een van de genomineerden voor de Libris literatuurprijs 2018. Een spannend verhaal over een wereldvreemde professor die via internet een relatie aangaat met een hem verder onbekende studente die hem, als het uiteindelijk tot een ontmoeting komt, gebruikt als drugskoerier. 7. Jan Konst – De Wintertuin Een boek, dat best ‘de eeuw van mijn schoonmoeder’ had mogen heten. Het gaat over 4 generaties van een Duitse familie in Meiβen, in de buurt van Dresden, die 2 wereldoorlogen meemaakten, de dictatuur van de nazi’s en de dictatuur van de DDR, en tenslotte leefden in het herenigde Duitsland. ‘Goed’ en ‘fout’ krijgen op deze manier een indringende betekenis. 8. Marc Morano – The Politically Incorrect Guide to Climate Change Een heel nuchter boek over klimaatverandering waarin ik geen enkele onware bewering ben tegengekomen. Het is allemaal lang niet zo erg als de media ons willen doen geloven, maar dat wist ik al jaren.   9. Martin Michael Driessen – De Pelikaan Ook een spannend boek dat werd genomineerd voor de Libris literatuurprijs 2018. Een oorlogsverhaal in het uiteenvallende Joegoslavië, waarin de hoofdpersonen zonder het te weten elkaar chanteren met overspel en postfraude. Vandaar waarschijnlijk de ondertitel ‘een komedie’.   10. Michel van Eeten – Heilige middelen Een roman over een onmogelijke ambtenaar die in nog veel onmogelijker liefdesrelaties verzeild raakt. Een leuke variant op het ‘Wederzijds huwelijksbedrog’ (Pieter Langendijk, 1714 - kijk eens hoe belezen ik ben!). Het mooiste woord in boek vond ik het woord ‘gelegenheidsneuker’, dat overigens niet genomineerd is voor woord van het jaar.   11. Michelle Obama – Mijn verhaal Een roerend verhaal over hoe je als zwarte vrouw omhoog komt in een door blanken gedomineerde maatschappij. En als je dan ook nog een potentiële president weet te versieren, dan ben je de grote uitzondering onder al die zwarte vrouwen. Een verhaal met veel persoonlijke bespiegelingen, maar helaas weinig politiek. Haar grootste politieke succes is dat er een groentetuin werd aangelegd bij het Witte Huis. Daar was een harde strijd met de veiligheidsdienst voor nodig. Ze verklaart dan ook nadrukkelijk, dat ze geen ambitie heeft om zelf president te worden. 12. Murat Isik – Wees onzichtbaar In mijn ogen de terechte winnaar van de Libris literatuurprijs 2018. Hoe een Turkse jongen opgroeit in de Bijlmer, onder een tirannieke vader en een vredestichtende moeder. Hoe hij zijn Turkse wortels weet te combineren met zijn integratie in de Nederlandse cultuur. Een meesterlijke “allochtone” (herstel: “met migratie-achtergrond”) variant op ‘Het Bureau’ van Voskuil.   13. Robert Harris – 1938 ‘Peace for our time’ riep Chamberlin toen hij terugkwam van zijn historische conferentie met Adolf Hitler, waarin hij Hitler toestemming had gegeven de Tsjechische provincie Sudetenland te annexeren zonder de mening van de Tsjechen te vragen. Tegen deze historische achtergrond wordt een fictief verhaal verteld vanuit het perspectief van twee onbeduidende ambtenaren die hun rol slechts danken aan hun grote talenkennis.   Deze long-list lijkt me redelijk evenwichtig verdeeld over non-fictie (1, 7, 8, 11, 13), romans (4, 6, 9, 10, 12) en spannende boeken c.q. thrillers (2, 3, 5). De thrillers lijken wat ondervertegenwoordigd, maar romans kunnen ook spannend zijn en de meeste op mijn long-list zijn dat ook, en verder is er natuurlijk geen scheidslijn te trekken tussen romans en spannende boeken. Dat heeft de jury van de Libris- literatuurprijs eindelijk ook begrepen: vrijwel alle 6 genomineerden voor de prijs van 2016 vond ik spannend, of op zijn minst boeiend. Het verschil tussen die twee kwalificaties is trouwens ook niet scherp te trekken. Genomineerden voor de Frans Dijkstra literatuurprijs 2018. Uit bovengenoemde lijst nomineer ik de nummers 4, 5, 11, 12 en 13. In een speciale uitzending van Nieuwsuur, op een nader te bepalen datum in 2018 zal ik de winnaar bekend maken. 4 maart 2018 Eerste schaatsperiode sinds 2013 De winter van 2017/2018 kreeg een verrassend slot. Na de sombere, natte en zachte maanden december en januari tapte februari uit een ander vaatje. Veel zon, weinig regen en veel dagen met nachtvorst. Vanaf 22 februari werd het elke dag een beetje kouder, en op 28 februari kwam de tempertuur in De Bilt drie dagen lang niet meer boven nul. De laatste dag van de meteorologische winter was daarmee tevens de eerste offiële ijsdag. Erg spectaculair was deze vorstperiode niet, maar er werd toch vrijwel overal in het land geschaatst. Vanaf 27 februari gingen de eerste ijsbanen open, en kon op ondiepe plassen worden geschaatst. Hoewel er geen georganiseerde tochten waren, gingen op 1 en 2 maart veel mensen in de merengebieden in Overijssel en Friesland het ijs op. Ook in Giethoorn kon worden geschaatst, en op zaterdag 2 maart zelfs op de Amsterdamse grachten. Het werd wereldnieuws. Op 1 maart moesten er in het Van Starkenborg kanaal ijsbrekers aan te pas komen. Zondag 3 maart bracht het einde van de pret. De temperatuur steeg in het hele land tot ruim boven nul. Het publieke geheugen is kort. Ik heb het al eens betoogd, zie mijn artikel in de Volkskrant in 2014. Zo ook nu. De media dachten dat zo’n kougolf bijzonder is. Blijkbaar herinnert niemand zich nog de 4 opeenvolgende schaatswinters van 2010 t/m 2013. Het werd nodig geacht om koudeadviezen uit te brengen, op grond van een RIVM-richtlijn. In Trouw stond hierover zaterdag 2 maart een roerend artikel. Daarin kwam ook de klimatoloog Van Weele van het KNMI aan het woord. De kans op zo’n koudegolf was een eeuw geleden eens in de twee jaar, en tegenwoordig eens in de vier jaar, meldde hij. Tja, dan is er een probleem voor mensen wier geheugen niet verder teruggaat dan vier jaar, en dat zijn er kennelijk nogal wat. Over de bewering, dat er een eeuw geleden tweemaal zoveel koudegolven optraden als tegenwoordig heb ik een kleine fact check gedaan. Zie onderstaande grafiek. Het lijkt er op dat Van Weele de cijfers van zijn eigen KNMI niet kent. IJsdagen zijn dagen waarop waarop het kwik in De Bilt niet boven nul komt. Uit de grafiek is af te lezen, dat de winters sinds 1940 veel minder koud zijn geworden. In de jaren veertig waren er vier zeer strenge winters (1940, 1941, 1942, 1947). Die winters zijn alleen nog in 1963 geëvenaard, met steeds zwakker worden echo’s in 1979, 1986, 1996, en 2010. De laatste 5 jaar zitten we op een dieptepunt. Tot zover lijkt Van Weele gelijk te hebben. Misschien denkt hij dat 1940 een eeuw geleden is, maar daar zit hij 22 jaar naast. In de periode van 1910 t/m 1935 waren de winters niet noemenswaardig kouder dan in de laatste 25 jaar. Het feit, dat het nu 5 jaar geleden was, is een erg wankele basis voor de bewering, dat we nu eens in de vier jaar een koudegolf hebben. In de laatste 10 jaar waren er 6 à 8 koudegolven, in de laatste 25 jaar waren er 15 à 20. Ik geef marges, omdat in sommige jaren (1996, 1997, 2012) meer dan één koudegolf voorkwam, en hoe je die precies telt hangt van de definitie van het einde van een koudegolf af. Gerekend over de laatste 10 of 25 jaar, stel ik vast, dat de kans op een kougolf niet 25% is, maar 65 à 80%. Van Weele is niet de enige die denkt, dat de kans op winterweer zo klein is geworden. Het is een tamelijk algemeen verbeide opvatting. De aarde warmt op, en dus krijgen we minder koude winters, nietwaar? Dat is in principe waar, maar die opwarming is veel minder dan de afname in kougolven die we sinds 1940 zien. Andere oorzaken zijn kennelijk belangrijker. De golfbeweging die we zien in het aantal ijsdagen heeft volgens mij met natuurlijke factoren te maken: cyclische veranderingen in de oceaanstromen op een schaal van decennia of zelfs eeuwen veroorzaken wisselende patronen in de luchtdrukverdeling, en daarmee in de dominante windrichting in een Nederlandse winter. Het is ook mogelijk, dat de 11-jarige zonnecyclus invloed heeft. De pieken van de ijsdagen in de grafiek vertonen gemiddeld ook een cyclus van ongeveer 11 jaar. Maar die cyclus is minder regelmatig dan de zonnecyclus, en dat maakt het lastig om oorzaak en gevolg aan elkaar te koppelen. Ik denk, dat klimatologen een verklaring moeten vinden voor de cyclische patronen die men ziet in de koudegolven, voordat ze uitspraken doen over de kans op koude winters in de toekomst. Als ze niet kunnen verklaren waarom de strenge winters van 1940 tot 1963 optraden, dan zijn hun uitspraken over het toekomstige klimaat niet geloofwaardig.  6 maart 2016 Goed nieuws over het klimaat Twee berichten uit de laatste twee weken: (1) De klimaatmodellen zitten er naast. De opwarming van de aarde ging minder snel. (2) De gevolgen van de verzuring van de oceanen zijn sterk overdreven. Voorpaginanieuws werd het niet, maar het eerste bericht haalde wel de binnenpagina’s van sommige kranten. Het NOS-journaal maakte er geen melding van. Het journaal gaf in de week van het eerste bericht wel een kort item dat de opwarming van de aarde sneller zou gaan dan men eerst gedacht had, zonder verdere toelichting of bronvermelding. ‘Wetenschappers’ zouden dat hebben vastgesteld. Het item werd begeleid met een 10 seconden durend filmpje van ijsberen in een Groenlands landschap, dat er overigens zeer winters uit zag. Wat is er aan de hand met de berichtgeving over het klimaat in de media? Als de conclusies andersom waren geweest, als de opwarming veel sneller ging dan we dachten en als de verzuring van de oceanen veel erger was, dan zou het groot voorpaginanieuws zijn geweest. Laten we de twee onderwerpen even in meer detail bekijken. (1) In juni 2015 publiceerden klimaatwetenschappers van het Amerikaanse NOAA (National Oceanic and Atmospheric Administration) een groot artikel, waarin ze claimden, dat de aarde in de laatste 15 jaar even hard is opgewarmd als in de 15 jaar daarvoor. Dat sprak niet vanzelf. In de datareeksen van de gemiddelde globale temperatuur was immers sinds 1998 geen significante stijging meer te zien, wat tot een heftig debat heeft geleid over de vraag waarom de  klimaatmodellen dan toch een verdere opwarming voorspellen. Die temperatuurstilstand werd door klimaatsceptische wetenschappers en journalisten de pauze genoemd. Aanhangers van de klimaatmodellen hebben de pauze eerst ontkend, maar spreken sinds een jaar of 3 van ‘the hiatus’. Volgens de NOAA-wetenschappers was de stagnatie van de gemeten opwarming te wijten aan de metingen van de temperatuur van het oceaanwater. Daarvoor is deze eeuw een fraai systeem van automatisch duikende boeien over de wereldzeeën uitgerold, waarmee wordt bijgehouden hoeveel warmte het water op verschillende diepten vasthoudt. Vroeger werd de zeewatertemperatuur gemeten door schepen, door een emmer water te scheppen en er een thermometer in te steken. Het op elkaar laten aansluiten van de metingen volgens het oude en het nieuwe systeem was nogal lastig. De NOAA- onderzoekers kwamen in juni 2015 met een reeks nieuwe correcties, en concludeerden, dat de pauze voorbij was, sterker nog, dat de pauze zelfs nooit had bestaan. De aarde was in deze eeuw net zo hard blijven opwarmen als daarvoor. Dat kwam het Witte Huis goed uit, want president Obama wilde in de aanloop naar de klimaatconferentie in Parijs in december 2015 een stevige boodschap afgeven. Dat deed hij dus ook. ‘Deze generatie is de eerste die de gevolgen van de klimaatverandering merkt, en de laatste die er iets aan kan doen.’ In Parijs gingen afgevaardigden van 200 landen mee met de illusie, dat zij een besluit konden nemen om de temperatuurstijging van de aarde te beperken tot 2 graden, en liever nog tot 1,5 graden. Maar eind februari 2016 kwam een grote groep onverdachte wetenschappers met een tegenartikel. De correcties van de NOAA-mensen konden de toets der kritiek niet doorstaan. Bij narekenen van alles moest toch de conclusie blijven staan, dat de opwarming van de aarde sinds ongeveer 1998 in een lagere versnelling is gegaan. Het klimaat houdt zich niet aan de klimaatmodellen, die deze pauze niet hebben voorspeld. Als zelfs dagblad Trouw, dat zich graag afficheert als de meest duurzame krant, dit bericht over drie kolommen brengt (weliswaar op pagina 12), dan is er echt iets aan de hand. Om het maar eens stevig te zeggen: de klimaatmodellen deugen niet. Er is veel meer aan de hand dan de uitstoot van wat broeikasgassen en de klimaatwetenschap kan het niet verklaren. Toch dacht men in Parijs, dat de modellen zo precies zijn, dat ze konden kiezen tussen anderhalve of twee graden. (2) Toen het er in het begin van de 21ste eeuw op begon te lijken, dat de opwarming stagneerde, kwam er opeens een nieuw probleem om de hoek kijken: door de toename van CO2 in de lucht zouden de oceanen zuurder worden, en dat zou dramatische gevolgen kunnen hebben voor allerlei kleine diertjes die kalk moeten opnemen voor hun skelet. In een zuurdere zee lost kalk beter op, waardoor de diertjes met uitsterven worden bedreigd. De koraalriffen in de tropische zeeën zouden daardoor kunnen verdwijnen, met als gevolg, dat kleine visjes daarin geen schuilplaats meer vinden, zodat ze ten prooi vallen aan roofvissen, waardoor vissoorten zouden kunnen uitsterven. Nou wordt de zee niet echt zuur. Zeewater is licht basisch met een zuurgraad van ongeveer 8. Dit is geen college elementaire chemie, dus ik volsta met de mededeling, dat basisch het omgekeerde is van zuur, en dat een zuurgraad van 0-7 betekent dat het water zuur is, terwijl er van 7,1 tot 14 sprake is van basische omstandigheden. Sinds we begonnen zijn veel CO2 uit te stoten voor onze energievoorziening is de zuurgraad van de oceaan gemiddeld gedaald van 8,1 naar misschien 8,0 met een foutenmarge die ongeveer even groot is als de vermeende daling. Als alle fossiele brandstoffen worden opgestookt, zal de zuurgraad kunnen dalen tot 7,9 of 7,8. Sinds 2005 zijn er een paar duizend wetenschappelijke artikelen verschenen over de mogelijke gevolgen van deze verzuring, die de roepnaam OA heeft gekregen, wat staat voor Ocean Acidification. Niemand minder dan de redacteur van het ICES Journal of Marine Science, Howard Browman, publiceerde vorige week een kritische analyse van deze duizenden artikelen, in een speciaal themanummer van het tijdschrift, waarin hij auteurs had opgeroepen om eens heel sceptisch te kijken naar al die artikelen, en in het bijzonder om bijdragen te leveren die laten zien, dat verzuring geen effect heeft.  Zijn conclusie is onthutsend. Onderzoeken waaruit een schadelijk effect blijkt van een verhoogde CO2- concentratie gaan bijna altijd over van extreme veranderingen, die in werkelijkheid in zee nooit zullen plaatsvinden. Onderzoeken waaruit blijkt, dat het meevalt met de gevolgen van de verzuring, worden meestal door de tijdschriften geweigerd. Er is in de literatuur duidelijk sprake van een een ‘confirmation bias’, oftewel artikelen die de gevestigde opvattingen bevestigen hebben een veel grotere kans om geaccepteerd te worden dan artikelen die er tegen in gaan. Voor een theorie die nog maar net 10 jaar oud is (de eerste artikelen over OA verschenen in 2005) is dat zeer ongewoon. Nog ongewoner is de eenzijdige berichtgeving in de massamedia. De ‘kwaliteitskranten’ en het NOS- journaal hebben het eerste onderwerp hierboven summier of helemaal niet belicht. Over het tweede heb ik noch op de televisie noch in een krant iets gezien. Willen we werkelijk alleen maar slecht nieuws lezen, in het bijzonder als het over het klimaat gaat? 11 mei 2015 Een onbegrijpelijke jurybeslissing De jury voor de Libris literatuurprijs 2015 heeft gedaan wat de uitgevers graag wilden: Adriaan van Dis werd bekroond voor het boek dat hij schreef over zijn moeder ‘Ik kom terug’. Daarmee werd een boek gelauwerd van een bekende Nederlander, een regelmatige deelnemer aan De Wereld Draait Door, dat al aardig verkocht werd en dat nu ongetwijfeld nog veel vaker over de toonbank zal gaan. De uitgever en de boekhandelaren zullen er blij mee zijn. Ik had dit boek al gelezen voor het op de shortlist voor deze prijs kwam te staan, en ik was verbaasd over deze nominatie. Een zo warrig gecomponeerd boek verdient naar mijn mening geen enkele prijs. Als je een boek over je moeder wilt schrijven is de eerste valkuil die je moet vermijden, dat het boek niet over jezelf moet gaan. En dat doet het boek van Van Dis nu juist wel. Het gaat vooral over zijn eigen zoektocht naar het verleden van zijn moeder. Hij haalt voortdurend uitspraken van zijn moeder en van hem zelf door elkaar. In de typografie is meestal niet te zien of ‘ik’ op zijn moeder slaat of op hem zelf. De lezer moet zelf maar een paar pagina’s terugbladeren, om te zien of de alinea die hij aan het lezen is een bespiegeling is van de schrijver zelf of een verslag van een gesprek van de schrijver met zijn moeder. Opmerkelijk is, dat nu weer een boek gelauwerd is, waarin een schrijver een boekje open doet over een voorouder. Met ‘Oorlog en terpentijn’ won Stefan Hertmans in 2014 de Ako literatuurprijs. Dat boek is gecomponeerd rond een paar schriften die de grootvader van Hertmans naliet over zijn ervaringen in de loopgraven van 1914-1918. Die schriftjes vormen ongeveer een kwart van het boek en zijn (door de flaptekst) de voornaamste reden voor potentiële kopers om het boek aan te schaffen. Driekwart van het boek gaat daar niet over, gaat zelfs niet over de 1e wereldoorlog, maar voornamelijk over de - net als bij Van Dis warrig beschreven - onderzoekingen die Hertmans deed naar het leven van zijn grootvader. Een heldere biografie leidt zelden tot een literaire prijs. Een fraaie compositie kan dat wel doen, maar ook als de compositie van de hak op de tak springt zijn de kansen op een prijs niet verkeken. Het geval- Van Dis doet vermoeden dat het ook nog een voordeel is om een bekende DWDD-acteur te zijn. Een onbegrijpelijke beslissing. 5 mei 2015 Voorspelling van de winnaar van de Libris literatuurprijs 2015 Na lezing van de ‘short list’ bleef er bij mij een ‘extra short list’ over oftewel een top-3. Ik voorspel dat de prijs zal gaan naar (1) ‘Teatro olimpico’, of (2) ‘Godin, held’ of (3) ‘De consequenties’. Mijn overwegingen zijn: ‘Teatro olimpico’ vertelt een samenhangend verhaal (een zeldzaamheid bij literaire teksten) en blijft de lezer boeien, ook al vermoedt die al bij pagina 50 hoe het zal aflopen. ‘Godin, held’ is onleesbaar (wat voor literaire teksten een aanbeveling is) maar bevat te veel seks (wat 25 jaar geleden nog een aanbeveling was, maar nu niet meer). ‘De consequenties’ heeft al te veel literaire prijzen gekregen, waaronder een publieksprijs, en dat kan natuurlijk niet voor een jury die zichzelf respecteert. Lees meer... 2 april 2015 Wifi heeft geen geldige IP-configuratie Omdat mijn 7 jaar oude computer opstartproblemen begon te krijgen besloot ik deze week dat er een nieuwe moest komen. Een beetje rondkijken op internet en wat muisklikken in de onlineshop van een bekende leverancier waren genoeg om binnen 20 uur een nieuwe computer in huis te hebben. Vervolgens begon het dagen in beslag nemende proces om alles wat ik met de oude computer deed nu ook op de nieuwe te doen. Ik begon met de nieuwe computer op mijn zolderkamer in een proefopstelling op te stellen, met de laptop er naast. Het eerste uur deed de draadloze internetverbinding het goed, maar toen kwam er ineens een geel uitroepteken in het vakje rechtsonder dat de signaalsterkte aangeeft. Toen ik er op klikte las ik ‘beperkt’. Klikken op diverse knopjes en links, waarmee Windows bereidwillig aanbiedt om het probleem op te lossen leidde uiteindelijk tot de melding ‘Wifi heeft geen geldige IP-configuratie’ met als conclusie ‘Windows kan dit probleem niet oplossen’. Andere opties waren: vraag een goede bekende om raad, installeer Windows opnieuw en bel met de servicetelefoon van de leverancier. Van even googelen op de foutmelding ‘geen geldige IP-configuratie’ werd ik niet vrolijk. Diverse dialogen in discussieforums maakten duidelijk, dat het een hardnekkig probleem kan zijn. Handmatig de file ipconfig.txt aanpassen, de firewall uitschakelen, controleren of het protocol van de router niet te oud is, de computer terugzetten naar de fabrieksinstellingen, waren enkele van de adviezen die daar de ronde deden. Ik besloot nog even af te wachten, en niet aan de router te gaan sleutelen, want de laptop en de oude computer deden het immers nog prima. De volgende dag deed internet het ineens weer. In de loop van die dag werd het af en toe weer beperkt (wat een eufemisme bleek voor ‘geen verbinding’) maar soms was het er dan ineens weer. Maar de verbinding was wel langzaam. Het downloaden van grote bestanden lukte niet. Uiteindelijk besloot ik dat het tijd werd de nieuwe computer te verplaatsen naar zijn definitieve plek in de computerhoek in de woonkamer, met een HDMI-kabel verbonden met de televisie. De oude computer ging naar de zolderkamer. Groot was mijn verbazing toen op alle computers internet het feilloos deed. Hoe dat kwam weet ik nog niet zeker, maar ik vermoed, dat het kwam van de afstand tussen de router en de zolderkamer. Gek, dat ik deze mogelijke oorzaak nergens heb zien noemen als oorzaak van deze foutmelding. Ik ga op de zolderkamer nog wat experimenteren met de positie van de computer, om te zien of de plaats onder de werktafel van invloed is op de Wifi-verbinding.
IJsbaan Schoonmeer, Odoorn, 27 februari 2018 Home