Makelaars in zekerheid Hoe de klimaatwetenschap knollen voor citroenen verkoopt Frans Dijkstra, onafhankelijk klimaatonderzoeker 30 mei 2015 Het Intergovernmental Panel on Climate Change, afgekort IPCC, is opgericht in 1988 toen regeringsleiders behoefte hadden aan inzicht in het risico van klimaatverandering die door menselijke activiteit wordt veroorzaakt en een strategie nodig hadden om er op te reageren. Er doet een mooi verhaal de ronde dat zegt, dat de toenmalige Britse premier wraak wilde nemen op de mijnwerkers die in 1974 met een staking haar conservatieve partij een verkiezingsnederlaag hadden bezorgd. Zij wilde de mijnwerkers overbodig maken door op grote schaal over te gaan op kernenergie. Het argument dat het verbranden van steenkool slecht is voor het klimaat kwam haar daarom goed van pas. Aangezien ze als een van de weinige wereldleiders een natuurwetenschappelijke opleiding had werd zij een ware plaag op topontmoetingen omdat ze steeds weer klimaatverandering aan de orde stelde. Om haar tegenspel te bieden besloten de regeringsleiders om het IPCC in te stellen onder de vlag van de Verenigde Naties (noot 1).  Het IPCC heeft zich in 25 jaar ontwikkeld tot een krachtig orgaan dat richting geeft aan de ontwikkeling van de klimaatwetenschap. Formeel is het dat niet, want elke wetenschapper, universiteit, budgetbeheerder en tijdschriftredacteur houdt zijn eigen autonome verantwoordelijkheid. Het IPCC doet zelf geen onderzoek, maar evalueert slechts de literatuur en doet beleidsaanbevelingen. Daarmee heeft het IPCC grote invloed gekregen op de geldstromen voor het klimaatonderzoek en aangezien wetenschap afhankelijk is van geld, bepaalt het IPCC in hoge mate de richting van het onderzoek. De oorspronkelijke doelstelling van het IPCC – evalueren van de risico’s van door de mens veroorzaakte klimaatverandering – is gaandeweg verschoven naar ‘bewijzen dat de mens gevaarlijke klimaatverandering veroorzaakt’. Ideeën die minder goed passen bij deze doelstelling maken veel minder kans op financiering. Zo’n centraal comité dat sturing geeft aan de ontwikkeling van een wetenschapsgebied en de paradigma’s bewaakt is misschien niet uniek in de geschiedenis, maar de schaal waarop het gebeurt is dat zeker wel. ‘Unprecedented’ is een woord dat hierbij past, toevallig ook het woord dat de activistische voorhoede van de klimaatwetenschap voor in de mond heeft als het gaat over het huidige klimaat in vergelijking met de laatste 10.000 jaar. Het optreden van het IPCC is net zo unprecedented. Het is nergens officieel gedocumenteerd, dat het doel van het IPCC is, om het bewijs te leveren dat menselijke activiteit een gevaarlijke klimaatverandering veroorzaakt. Officieel wordt de klimaatliteratuur alleen maar geëvalueerd, maar dat gebeurt wel met de vooropgezette bedoeling om met steeds meer zekerheid te kunnen zeggen dat het verbranden van fossiele brandstoffen de voornaamste oorzaak is van de stijging van de gemiddelde wereldtemperatuur. Ik realiseer mij, dat veel lezers dit niet zo maar willen geloven. Ze zullen denken dat deze bewering gebaseerd is op een vooropgezette bedoeling om het IPCC ongeloofwaardig te maken. Dat is niet zo. Deze impliciete doelstelling van het IPCC is af te leiden uit de teksten van het IPCC zelf. Ondersteunend bewijs vinden we in de Climategate-documenten, een collectie e-mails en andere documenten, die door een hacker of een klokkenluider in oktober 2009 op internet zijn gezet (noot 2). Laten we ons eerst beperken tot de teksten van het IPCC zelf. Sinds zijn oprichting heeft het IPCC vijf Assessment Reports uitgebracht, afgekort FAR (1990), SAR (1995) , TAR (2001), AR4 (2007) en AR5 (2013). In de samenvattingen voor beleidsmakers van deze rapporten is een duidelijke lijn te lezen in de richting van steeds meer zekerheid dat de klimaatverandering door de mens is veroorzaakt en dat bij ongewijzigd beleid in de loop van de 21ste eeuw de temperatuur 2-4,5 graden verder zal stijgen. Als krachtige bewijzen bij een volgend Assesment Report niet meer blijken te kloppen, komen er nieuwe bewijzen, en als ook die bewijzen aan kracht verliezen, dan wordt alles uit de kast getrokken om uit te leggen, dat desondanks de eerdere voorspellingen zekerder zijn geworden. De schrijvers van de IPCC-rapporten beschikken over een zeer virtuoos taalgebruik dat hen in staat stelt om de dingen zo op te schrijven dat ze net niet in strijd zijn met de feiten, maar wel de lezer leiden naar de gewenste conclusie, ook als die niet voldoende door de feiten wordt ondersteund. Het IPCC heeft al eens de Nobelprijs voor de Vrede gekregen, samen met Al Gore, voor hun inspanningen om kennis over door de mens veroorzaakte klimaatverandering op te bouwen en te verspreiden en de basis te leggen voor maatregelen die nodig zijn om zo’n verandering tegen te gaan. Een wetenschappelijke Nobelprijs zal het IPCC nooit (noot 3) krijgen, maar er zit nog wel één andere prijs in, de Nobelprijs voor Literatuur. Met zijn Samenvattingen voor Beleidsmakers heeft het IPCC van 1990 tot 2013 een invloedrijk oeuvre tot stand gebracht van hoge overtuigingskracht, waarbij de nuances van de Engelse taal maximaal in dienst zijn gesteld van het te bereiken doel (noot 4). Enige cruciale voorbeelden mogen hier voorlopig volstaan om te illustreren hoe het IPCC zijn zekerheden aan de man brengt. In zijn derde rapport introduceerde het IPCC in 2001 voor het eerst de zogenaamde hockeystickgrafiek. Dit was een grafiek van de gemiddelde wereldtemperatuur vanaf het jaar 1000 tot halverwege de 21ste eeuw. Hij liet zien, dat het klimaat 9 eeuwen constant was gebleven, met wat kleine schommelingen, die weinig leken voor te stellen. Vanaf het midden van de 20ste eeuw begon de temperatuur plotseling aan een scherpe stijging die volgens de computermodellen na de eeuwwisseling versneld zou doorgaan tot 3 of 6 graden boven de temperatuur aan het begin van 20ste eeuw. Het was allemaal gebaseerd op het werk van één groep onderzoekers rond Michael Mann, die met behulp van de jaarringen van eeuwenoude bomen een temperatuurreconstructie voor de laatste 800-1000 jaar had gemaakt. Voor het IPCC kwam dit werk als geroepen, want in zijn eerste rapport had het IPCC een 1990 een grafiek gepubliceerd waarin op grond van historische (niet kwantitatieve) informatie een schatting werd gegeven van de ontwikkeling van het mondiale klimaat in de laatste 1000 jaar. Zie figuur 7.1 uit het IPCC-rapport van 1990 (zie hiernaast). Die grafiek liet een warme periode in de middeleeuwen zien, toen de Vikingen landbouw bedreven op Groenland en in Zuid-Engeland wijnbouw mogelijk was. De moderne warmte leek daarbij in het niet te vallen. Nog verder terug, de laatste 10.000 jaar, weergegeven in grafiek b van figuur 7.1, was tussen 6000 en 4000 jaar geleden het holoceen maximum te zien, meer dan 2000 jaren die belangrijk warmer waren dan in 1990 AD, waarin o.a. de Egyptische en Chinese beschaving floreerden. Dit waren ongemakkelijke waarheden, want de bewijzen dat de moderne warmte door menselijk handelen was veroorzaakt waren nog niet al te sterk. Als het in de middeleeuwen zonder uitstoot van broeikasgassen ook al zo warm had kunnen worden, dan zou het nog heel wat moeite kosten om de wereldgemeenschap uit te leggen waarom de mens wel schuld had aan de huidige warme periode. Het zou mooier zijn als de middeleeuwse klimaatgeschiedenis kon worden herschreven. Stel nou eens, dat die warme middeleeuwse periode nooit had bestaan! Het werk van Mann bood daarvoor de wetenschappelijke basis. Deze hockeystick werd in het rapport van 2001 door het IPCC breed uitgemeten. Het werd hét icoon van de strijd tegen de klimaatverandering. Dit was het bewijs, waar 15 jaar naar was gezocht. De 20ste-eeuwse warmte was ‘unprecedented’ en trad geheel simultaan op met de enorme wereldwijde toename van het gebruik van fossiele brandstoffen. Hoewel het gelijktijdig optreden van twee verschijnselen geen causaal verband bewijst, ging die suggestie er wel van uit en noch Michael Mann noch het IPCC deden pogingen die suggestie te vermijden. De voormalige vice-president van de VS, Al Gore, had net een jaar eerder de presidentsverkiezingen verloren. Hij had dus tijd over en hij reisde de wereld rond om overal college te geven over klimaatverandering. Hij projecteerde de hockeystick op een groot scherm en gebruikte een ladder om aan wijzen waar we in 2050 zouden zijn. Hij maakte een film van zijn optredens met als titel ‘An inconvenient truth’, waarvan wereldwijd enorme aantallen werden verkocht. In 2007 leverde het hem de al eerder genoemde Nobelprijs voor de Vrede op. Jammer voor Gore, voor het IPCC en voor de Noorse commissie die de prijs toekende, was de hockeystick inmiddels van zijn voetstuk gevallen. Historici en geologen geloofden er direct al niet in. Van de laatste 1000 jaar waren een warme periode rond het jaar 1000 en de kleine IJstijd rond 1600-1700 overtuigend historisch gedocumenteerd. Bij het nawerken van de methoden van Mann c.s. door andere onderzoekgroepen bleek al spoedig, dat hij erg selectief had gewinkeld in de gegevens over de boomringen en dat zijn analysemethode een opmerkelijke voorkeur bleek te hebben voor het genereren van hockeysticks. Met andere gegevens en andere methoden kwamen de warme middeleeuwse periode en de kleine IJstijd weer te voorschijn. Michael Mann hield lang vast aan zijn hockeystick maar ook bij hem werden in elk volgende artikel de eeuwen rond het jaar 1000 een beetje warmer en de periode rond 1600-1700 een beetje kouder. In IPCC-kringen probeerde men het tij te keren door het belang van de hockeystick met terugwerkende kracht af te zwakken. De hockeystick was immers niet het bewijs dat de mens bezig was het klimaat te beïnvloeden, maar alleen het resultaat daarvan. De echte bewijzen kwamen uit tientallen computermodellen waarmee het klimaat van de laatste eeuw was doorgerekend, met en zonder menselijke invloeden. En wat bleek? Alleen als de menselijke invloeden werden meegerekend konden de computers de opwarming van de laatste 30 jaar verklaren. Daar zaten nog wel flinke marges in, maar de resultaten waren voor het IPCC sterk genoeg om in 2007 te verklaren, dat het 90% zeker was, dat de uitstoot van broeikasgassen verantwoordelijk was voor de opwarming in de laatste 30 jaar. Een zekerheid van 90% noemt het IPCC ‘zeer waarschijnlijk’, in de Engelse teksten ‘very likely’. Dit getal van 90% berust niet op een kansberekening, maar het is een expert-oordeel, na evaluatie en afweging van de wetenschappelijke literatuur. Het begrip ‘expert-oordeel’ klinkt mooi, maar het betekent slechts, dat het een oncontroleerbare beoordeling is. Elke andere groep experts kan tot een ander oordeel komen (noot 5). Aan de hockeystick besteedde het IPCC niet al te veel aandacht meer. In het rapport van 2007 werden alle temperatuurreconstructies samengevat in een grafiek, die nog maar weinig lijkt op een hockeystick en door sceptische beschouwers een ‘spaghettidiagram’ werd genoemd. In het rapport van 2013 stelde het IPCC met ‘high confidence’ vast dat er van 950- 1250 perioden van meerdere decennia waren die in sommige regio’s even warm waren als in het midden van de 20ste eeuw, en in andere regio’s even warm als in het eind van de 20ste eeuw. Dat deze periode met middeleeuwse warmte eindigde in 1250 kwam goed uit, want daardoor kon het IPCC ook nog steeds beweren, dat de laatste decennia met ‘high confidence’ de warmste waren in de laatste 800 jaar. Ik weet niet of dat laatste over 7 jaar opnieuw beweerd zal worden. Voorlopig kan de conclusie zijn, dat het IPCC, verstopt in ontwijkende formuleringen, een Nobelprijs voor literatuur waardig, de hockeystick heeft herroepen. Een goede makelaar in zekerheid zorgt er voor, dat door het wegvallen van een oude zekerheid geen leegte ontstaat. Getrouw aan zijn impliciete beleid, liet het IPCC zijn rapport van 2013 een toegenomen zekerheid uitstralen. Maar dat was lastig. De claim uit 2007 dat het 90% zeker was, dat de uitstoot van broeikasgassen verantwoordelijk was voor het grootste deel van de opwarming sinds 1950 berustte op computermodellen, die vanaf 2001 een stijging van 0,3 graden per 10 jaar voorspelden. Maar die opwarming bleef uit. In 2013 bleef de opwarming al 0,4 graden achter bij de voorspellingen, en trad daarmee buiten de in 2007 gegeven betrouwbaarheidsmarges. De betrouwbaarheid van de computermodellen werd hiermee zwaar op de proef gesteld. De basis onder de in 2007 gegeven 90% zekerheid, dat broeikasgassen verantwoordelijk waren voor de meeste opwarming sinds 1950, was weggevallen. Daarom werd dat in 2013 niet meer beweerd. Er voor in de plaats kwam de formulering dat het 95% zeker was, dat het grootste deel van de opwarming sinds 1950 het gevolg is van menselijk handelen. Het ging nu dus niet meer om broeikasgassen, maar om alle menselijk handelen. Daar valt ook ontbossing onder, een belangrijke oorzaak van klimaatverandering, en verstedelijking, een belangrijke oorzaak van hogere temperatuurmetingen. De claim uit 2013 ging dus over iets anders dan de claim uit 2007. Of het ook 95% zeker was geworden, dat de uitstoot van broeikasgassen verantwoordelijk was voor het grootste deel van de opwarming sinds 1950, liet het IPCC wijselijk in het midden.  Maar voor de publiciteit was dat niet erg. In het NOS-journaal en in de meeste kranten werd het nieuws gebracht in termen van: de wetenschap weet het nu zeker: het is uiterst waarschijnlijk, dat de opwarming sinds de jaren vijftig door menselijke activiteiten is veroorzaakt. Sinds 2007 is de betrouwbaarheid van deze conclusie gegaan van ‘zeer waarschijnlijk’ naar ‘uiterst waarschijnlijk.’ Aldus de NRC op 27 september 2013 (noot 6). Twee dingen zijn deze ‘kwaliteitskrant’ dus ontgaan: in 2007 werd niet gesproken over ‘menselijke activiteit’ maar over de uitstoot van broeikasgassen’, en zowel in 2007 als in 2013 werd niet de hele opwarming toegeschreven aan deze factoren, maar slechts het grootste deel. De NRC merkte wel op – wat veel andere media nalieten – dat ‘uiterst waarschijnlijk’ volgens de terminologie van het IPCC moet worden begrepen als ‘een kans van minstens 95%’. Hieraan had de NRC kunnen toevoegen, dat ook ‘het grootste deel’ moet worden gelezen met een IPCC- bril. Dat betekent ‘minstens 51%’. Als het IPCC 80 of 90% bedoeld had, dan had men iets anders geschreven: ‘het overgrote deel’ of ‘nagenoeg alles’. Aan de harde kern van de klimaatpropagandisten zijn deze nuances niet besteed. Rob van Dorland vertaalde de IPCC-conclusies in Zenit van juli-augustus 2014 simpelweg als ‘de opwarming zet door’. De makelaars in zekerheid hebben een flinke dosis begripsinflatie nodig om hun boodschappen te laten overkomen. Als er een kans bestaat van 5% (1:20) dat een conclusie fout is, heet dat in de wetenschap niet ‘uiterst waarschijnlijk’, maar geldt de uitkomst hoogstens als een ‘significant resultaat met p=95%’. Bij ‘uiterst waarschijnlijk’ zou eerder aan 99% of 99,9% gedacht moeten worden. Volgens een richtlijn uit 2010 (noot 7) gebruikt het IPCC de volgende termen voor de waarschijnlijkheid met de bijbehorende kansen, met tussen rechte haken enige categorieën die later zijn toegevoegd: Virtualty certain p>=99% [Extremely likely p>=95%] Very likely p>=90% Likely p>=66% [More likely than not p>50%] About as likely as not 33% <= p <=66% Unlikely p<33% Very unlikely p<10% Exceptionally unlikely p<1% Het meest opvallend in dit rijtje is de begripsinflatie, in vergelijking met wat in andere wetenschappen gebruikelijk is. Het gebruik van de term ‘waarschijnlijk’ voor gevallen waar de kans groter is dan 66% komt voor zover ik weet in andere wetenschappen niet voor. Een kans van 2 op 3 noemt men niet ‘waarschijnlijk’. Dat is iets voor gokkers of beleggers, maar niet voor wetenschappers. Voor ‘zeer waarschijnlijk’ in geval de kans 1 op 10 is geldt het zelfde. Het predicaat ‘uiterst waarschijnlijk’ voor p=95% kwam in 2010 in dit rijtje nog niet voor, maar blijkbaar was daaraan in 2013 de behoefte gerezen. Het ging de makelaars in zekerheid blijkbaar nog te ver, om over de menselijke invloed op het klimaat sinds 1950 te spreken in termen van ‘nagenoeg zeker,’ en daarom werd alsnog het gat tussen 90% en 99% ingevuld met deze nieuwe categorie. Hoeveel discussie er is geweest over deze maatstaven van zekerheid heb ik niet kunnen traceren. Wel blijkt uit de Climategatedocumenten (noot 8) dat er in 2000 een discussie was over de gevallen waar de kans tussen 33% en 66% lag. Daarvoor was vroeger de term ‘inconclusive’ in gebruik, maar dat beviel niet zo goed, omdat volledige zekerheid niet bestaat zodat alle gevallen in wezen onbeslist zijn. Thomas Stocker stelde voor om ‘possible’ te gebruiken, maar Stephen Schneider vond dat ook nog te vaag. Een kans van 1% is immers ook ‘mogelijk’. ‘Quite possible’ leek hem nog beter. Maar ook dat heeft het niet gehaald. Het werd ‘about as likely as not’, oftewel ‘ongeveer even waarschijnlijk als onwaarschijnlijk.’ We kunnen de vraag stellen of het ooit zinvol is, om uit te spreken dat iets net zo goed wel waar kan zijn als niet. Wetenschappelijk heeft zo’n uitspraak geen betekenis en betekent eigenlijk alleen ‘er is meer onderzoek nodig.’ Ook het IPCC adviseert om deze categorie niet te gebruiken om een gebrek aan kennis te camoufleren. Een andere interessante categorie is ‘more likely than not’ voor p>50%. In het Nederlands zouden we kunnen zeggen ‘waarschijnlijker dan onwaarschijnlijk’. Dit is een niveau van (on)zekerheid waarop in Nederland geen enkele rechter een verdachte zal durven veroordelen (noot 9). In het IPCC-rapport van 2007 werd bijvoorbeeld geconstateerd dat het waarschijnlijker was dan niet dat menselijke invloeden op het klimaat geleid hadden tot meer droogte. In 2013 moest deze positie worden verlaten: de gegevens over de toenemende trends in globale droogte werden niet langer meer ondersteund. Bij andere onderwerpen staat in het IPCC-rapport van 2013 32 maal ‘more likely than not’. Het voorgaande moge voorlopig genoeg zijn om te laten zien welk creatief taalgebruik de makelaars in zekerheid nodig hebben. Ze noemen dat ‘consistent use of calibrated language within each Working Group Report’. Overigens wordt in de Guidance Note voor dit ‘geijkte taalgebruik’ ook aanbevolen om het bij woorden te laten, als een kwantitatieve indicatie van betrouwbaarheidsmarges niet mogelijk is. Als de betrouwbaarheid van een conclusie niet berust op berekeningen, maar bijvoorbeeld het resultaat is van een week vergaderen, zou geen percentage genoemd moeten worden. In de tekst van de IPCC-rapporten wordt deze richtlijn meestal wel nageleefd, maar geregeld staan er voetnoten waarin wordt gespecificeerd met welke kanspercentages deze termen corresponderen. Vandaar dat de door het IPCC geclaimde 95%-zekerheid dat de mens sinds 1950 het klimaat heeft veranderd voluit de wereld is overgegaan. In de Nederlandse pers is deze zekerheid zonder enige nuance uitgebazuind. Geen enkele krant vermeldde, dat dit niet de uitkomst was van een kansberekening, maar de conclusie van een week vergaderen. Conclusie. De makelaars in zekerheid zijn sinds 1990 bezig het bewijs te leveren dat het verbranden van fossiele brandstoffen het klimaat dramatisch verandert. Toen dat bewijs na 10 jaar nog niet rond was, nam men zijn toevlucht tot indirect bewijs: de hockeystick ‘bewees’ dat het in 1000 jaar nooit zo warm was geweest. Aangezien geen andere oorzaak kon worden aangewezen voor de klimaatverandering moesten het dus wel de broeikasgassen zijn. Officieren van justitie proberen dit ook wel eens: ‘de verdachte is de enige die op de plaats delict is gezien, niemand heeft hem iets zien doen, maar er lag wel een lijk, dus hij moet het gedaan hebben.’  Dikwijls nemen rechters zo’n redenering over, soms met schrijnende uitkomst voor de verdachte, zoals Ton Derksen in het geval van Olaf H. heeft laten zien (noot 10). Maar anders dan bij Olaf H. was het hoger beroep in het geval van de hockeystick wel succesvol. De Ton Derksen van de hockeystick heet Stephe McIntyre. Hij gaf de stoot tot de weerlegging van de hockeystick, wat door het IPCC schoorvoetend is toegegeven in de rapporten van 2007 en 2013: het is in bepaalde perioden van 1000-1200 in bepaalde regio's zeer waarschijnlijk net zo warm geweest als in het laatst van de 20ste eeuw. De verdachte van de opwarming in de 20ste eeuw heeft een alibi voor de middeleeuwen, zodat het IPCC terug was bij af. Inmiddels beschikte het IPCC over computermodellen, die lieten zien, dat het klimaat in de tweede helft van de 20ste eeuw alleen kon worden nagerekend door de invloed van broeikasgassen mee te nemen. Het was opnieuw een indirect bewijs, maar in 2007 overtuigde het. De smoking gun was gevonden! De computermodellen gingen uit van de toestand in 2001 en ze leverden vanaf dat jaar ook een voorspelling over de gemiddelde globale temperatuur vanaf 2001. De werkelijk gemeten temperatuur liep daar in 2007 al wat op achter, maar dat viel nog binnen de als ‘very likely’ aangeduide betrouwbaarheidsmarges. In 2013 had men 6 jaar gesteggel achter de rug met sceptici over de betekenis van de stagnatie van de globale temperatuur. Die ontwikkelde zich niet meer binnen de grenzen die in 2007 als ‘very likely’ waren aangegeven. De smoking gun uit 2007 deed het niet meer. Over de zekerheid, dat de klimaatverandering sinds 1950 aan broeikasgassen was toe te schrijven was in 2013 eigenlijk niets nieuws te melden. In een vergadering van een paar honderd wetenschappers en afgevaardigden van de regeringen werd besloten om alle effecten van menselijke activiteit bij elkaar nemen, zodat kon worden gezegd, dat het uiterst waarschijnlijk was, dat alle menselijke activiteiten bij elkaar verantwoordelijk waren voor het grootste deel van de opwarming sinds 1950. En zo kon 2013 de geschiedenis in gaan als het jaar waarin het weer zekerder was geworden, dat de mens verantwoordelijk is voor de klimaatverandering. De makelaars in zekerheid hebben tot dusver knap werk geleverd! Het doorslaggevende bewijs uit 2001 waarmee op grond van boomringen de Middeleeuwse warme periode en de kleine IJstijd uit de geschiedenis konden worden geschrapt, werd in 2007 vervangen door computerberekeningen die in de 20ste eeuw overtuigend de invloed van broeikasgassen lieten zien. En toen de daaruit volgende verdere opwarming uitbleef presenteerden de makelaars toch een toegenomen zekerheid door de basis te verbreden waarop die zekerheid zou berusten. Bijna de hele wereld trapte er in. Noten: (1) Zo wordt deze geschiedenis – weinig vlijend voor Thatcher – op verschillende plaatsen beschreven (o.a. door Richard Courtney – Global Warming: How it all Began - http://www.john-daly.com/history.htm, en ook door Hans Labohm, Simon Rozendaal, Dick Thoenes - Man-Made Global Warming: Unravelling a Dogma - Multi-Science Publishing CO, Essex, UK, 2004). Thatcher zelf wijdt in ‘Mijn jaren in Downing Street 10’ één alinea (pagina 683) aan het onderwerp, die het verhaal niet tegenspreekt. (2) Het hangt van je positie in het klimaatdebat af of je denkt dat het een hacker of een klokkenluider was. Een hacker zou kwaadwillend hebben ingebroken in de computer van de EA-universiteit om de klimaatwetenschap in diskrediet te brengen in de vooravond van de grote conferentie in Kopenhagen in december 2009. Een klokkenluider zou van binnenuit wetenschappelijk gesjoemel aan de kaak hebben willen stellen. Veel doet dat er niet toe, want de authenticiteit van de inhoud van de e-mails is nooit betwist. De kwestie ‘hacker of klokkenluider’ is vergelijkbaar met die van ‘zelfmoord of executie’ over de dood van Salvador Allende in 1973. Wie rechts was zei ‘zelfmoord’, wie links was zei ‘geëxecuteerd door de rechtse coupplegers’. (3) Om twee redenen: (1) de Nobelprijzen voor scheikunde, natuurkunde, geneeskunde en economie worden alleen gegeven voor oorspronkelijk wetenschappelijk werk, dat na langere tijd zijn waarde bewezen heeft. Evaluatie van wetenschappelijke literatuur valt hier niet onder. (2) De interne procedures van het IPCC voldoen niet aan de standaarden voor wetenschappelijke literatuur. (4) Overigens ben ik van mening, dat de Nobelprijs voor Literatuur ten onrechte nooit wordt uitgereikt aan auteurs van spannende boeken. Men kan beter onleesbare en saaie boeken schrijven om voor deze prijs in aanmerking te komen. Ik heb Maj Sjöwahl en Henning Mankell al eens zonder succes kandidaat gesteld. (5) Dat gebeurt dan ook. Het Non-Governmental Panel on Climate Change (NIPCC) onder leiding van Fred Singer pleegt uit de zelfde literatuur andere conclusies te trekken. De NIPCC rapporten kunnen beschouwd worden als de sceptische tegenhangers van de IPCC-rapporten. (6) http://www.nrc.nl/nieuws/2013/09/27/klimaatrapport-ipcc-opwarming-aarde-hoogstwaarschijnlijk-veroorzaakt-door-mensen/  (7) http://www.ipcc.ch/pdf/supporting-material/uncertainty-guidance-note.pdf  (8) E-mail wisseling tussen Thomas Stocker en Stephen Schneider, 23 augustus 2000, Climategate document 0967041809 (9) En dat wil wat zeggen! Gezien sommige absurde vonnissen (Lucia de Berk, Ernest Louwes, e.a.) is het statistisch en wetenschappelijk inzicht van veel rechters niet groot. Aan elke rechtbank zou een bètawetenschapper verbonden moeten zijn, die een vetorecht heeft over conclusies die de rechters trekken op grond van wetenschappelijke informatie. (10) Ton Derksen, ‘Verkeerde plaats, verkeerde tijd’, 2013. Ook de zaak Lucia de Berk (in 2010 herzien) berustte op indirect bewijs. Zie Ton Derksen ‘Lucia de B. Reconstructie van een gerechtelijke dwaling’, 2006